Didactiek live 10

Didactiek
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Didactiek

Slide 1 - Slide

Toets
6 April:
Leereenheid 7: Didactische werkvormen
Leereenheid 9: leertheorieën. 
(boomonline)

Slide 2 - Slide

Herhaling van vorige week
1) De studenten kunnen benoemen wat impliciet en expliciet motorisch leren is.
2) De studenten kunnen benoemen wat intrinsieke en extrinsieke feedback is.
3) De studenten kunnen de 2 functies benoemen van het geven van correcties. 

Slide 3 - Slide

Wat is expliciet leren?
A
Een vorm van leren waarbij er geen ideale vorm van leren is.
B
Een vorm van leren waarbij de sporter precies weet wat hij moet doen.
C
Een vorm van leren waarbij de waarneming vooral via de zintuigen verloopt.
D
Een vorm van leren waarbij er vooral verbale instructies in voor komen.

Slide 4 - Quiz

Wat is impliciet leren?
A
Een vorm van leren waarbij er geen ideale vorm van leren is.
B
Een vorm van leren waarbij de sporter precies weet wat hij moet doen.
C
Een vorm van leren waarbij de waarneming vooral via de zintuigen verloopt.
D
Een vorm van leren waarbij er vooral visuele instructies in voor komen.

Slide 5 - Quiz

Bij spelsporten zoals voetbal en handbal wordt gebruikt gemaakt van impliciet leren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

'probeer het plafond te raken als je de streksprong maakt' is een vorm van:
A
Intentioneel expliciet leren
B
Incidenteel impliciet leren
C
Intentioneel impliciet leren
D
Incidenteel expliciet leren

Slide 7 - Quiz

Wat is intentioneel leren?
A
Leren waarbij je gebruik maakt van videobeelden
B
Leren wat bewust tot stand komt door de wensen van de docent of student.
C
Iets leren wat toevallig gebeurd (spelenderwijs)
D
Leren waarbij de intentie is: de beweging te verbeteren.

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van een correctie? (2 antwoorden mogelijk).
A
Verbale instructie geven na een oefening
B
Ze verbeteren de bewegingsuitvoering
C
Een actie om de beweging te vergelijken zodat de sporter kan verbeteren.
D
Ze verhogen de motivatie om te blijven oefenen

Slide 9 - Quiz

Doelen: 
1) De 4 fasen benoemen in de juiste volgorde van motorisch leren. 
2) De functie/gang van zaken benoemen van deze 4 fasen.
3) De 3 factoren kunnen benoemen van de kwantiteit van de les


Slide 10 - Slide

Typen 'leren'. 
Je kan van alles leren! Spelregels, beweging, zelfstandigheid etc. Deze vaardigheden delen we op in 3 typen leren. 

Welke waren dat ook alweer?

Slide 11 - Slide

Motorisch leren: 
Motorisch leren is op te delen in 4 fasen:
1) Oriëntatiefase 
2) Grof motorische fase
3) Verfijningsfase
4) Automatiseringsfase

(In deze volgorde)

Slide 12 - Slide

Oriëntatie fase
Doel: Eerste keer ervaring opdoen met de beweging en een plaatje in je hoofd hebben over hoe de beweging gaat. 

In deze fase: Ben je echt de beweging aan het verkennen, imiteren, mee aan het experimenteren. 

Is de kwaliteit van deze beweging goed? 

Slide 13 - Slide

Voorbeeld:
Coach Tim constateert dat er in de wedstrijden van zijn talentvolle E1-team steeds meer situaties voorkomen waarin het handig is om de bal te koppen. Sommige kinderen lukt het al een beetje, anderen beginnen er niet eens aan. Tim besluit op de training aandacht te besteden aan het koppen.

Hij start met het koppen vanuit stand. Hij laat de kinderen een paar keer zien hoe het moet, zodat ze zich een beeld kunnen vormen van een goede kopbal. Vervolgens gaan de kinderen aan de slag. De een gooit en de ander probeert terug te koppen. Huub vindt het nog moeilijk. Hij trekt het hoofd wat in, buigt de armen, knijpt de ogen dicht en laat de bal op goed geluk op zijn hoofd vallen. Regelmatig timet hij te laat en mist hij de bal volledig.

Slide 14 - Slide

Grof motorische fase
Doel: Je kan een gedetailleerde voorstelling maken van de beweging en je beheerst de globale beweging. 

In deze fase: Kan je de beweging al goed uitvoeren maar deze is nog verre van perfect. Oefen de beweging in een vaste situatie. 

Slide 15 - Slide

Voorbeeld:
Tim besteedt veel tijd aan het op de juiste manier raken van de bal met het hoofd. Als iemand de bal goed aangooit, weet Huub de bal al aardig met het midden van zijn voorhoofd te raken. Vervolgens laat Tim zien dat je voorafgaand aan het moment van raken, je lichaam naar achteren moet brengen. Regelmatig laat Tim het koppen tijdens de training terugkomen en Huub krijgt het maken van een spanboog al aardig onder de knie. Een goede kopbal in de wedstrijd is voor Huub nog best lastig.

Slide 16 - Slide

Verfijningsfase
Doel: Het verbeteren en verfijnen van de beweging zodat deze zo efficiënt/economisch mogelijk uitgevoerd wordt.
Ook de deelbewegingen van het totale plaatje worden nu verbeterd! 
In deze fase: In deze fase is de coördinatie van de beweging veel beter. De beweging verloopt veel soepeler maar nog steeds in enkele situaties lukt het nog niet. 

Slide 17 - Slide

Voorbeeld
De laatste weken werkt Tim met E1 aan het gericht koppen naar rechts en links en aan het koppen met een sprong. De spelers staan met zijn tweeën tegenover elkaar. De een staat in een doeltje en gooit de bal naar de ander, die de bal probeert terug te koppen in het doel. De meeste spelers weten de hoeken van het doel al aardig te vinden, maar natuurlijk gaat er ook nog wel eens een bal de verkeerde kant op.

Slide 18 - Slide

Automatiseringsfase
Doel: De beweging wordt nu een automatisme. Je hoeft er dus niet meer zo veel moeite voor te doen of aan te denken. 

In deze fase: In deze fase voert de deelnemer de beweging blijvend technisch juist uit. De beweging is bovendien bestand tegen storende invloeden. Hierbij valt te denken aan nervositeit, wind, publiek, tegenstanders. De bewegingen kenmerken zich door een grote snelheid, zekerheid en nauwkeurigheid. De beweging verloopt vloeiend en is ontdaan van onnodige bijbewegingen. De beweging lijkt gemakkelijk en vanzelfsprekend te verlopen.

Slide 19 - Slide

Voorbeeld:
De leden van het D-team van Tim zijn bezig met hun favoriete spelletje voetbaltennis. Doordat Tim het net bewust vrij hoog heeft gehangen, moeten de spelers geregeld vanuit allerlei situaties koppen. Het lukt Aart zelfs om de bal over het net bij de tegenstander te krijgen door te duiken en Jorrit kopt de bal fraai door naar Mike, die de bal met het hoofd over het net knikt.

Slide 20 - Slide

Wat is de juiste volgorde?
(van motorisch leren)

Slide 21 - Slide

Kwantiteit v/d les
Kwantiteit = grootte, hoeveelheid

Slide 22 - Slide

Oefening baart kunst

Als je super veel oefent (hoge kwantiteit) wordt je beweging daar altijd beter van? 

Slide 23 - Slide

3 factoren
Een goede kwantiteit van de les heeft te maken met 3 factoren

1) Dosering
2) Frequentie
3) Variatie

Slide 24 - Slide

Dosering
- Hoeveel oefeningen doe je in de les? 3 oefeningen of 10?
EN
- De juiste balans/dosering tussen intensiteit en ontspanning

Slide 25 - Slide

Frequentie
Hoeveel keer doe je die ene oefening? 
30 seconde? Of zeker 10 minuten? 

Waar kan dat vanaf hangen?

Slide 26 - Slide

Variatie
- Pas iets aan de oefening aan om het makkelijker, moeilijker OF interessanter te houden. 

Wat kan je doen als de koek op is bij de leerlingen? 

Slide 27 - Slide

Oefen je een pass met rugby? Varieer ook eens met afstand, richting, hoeveelheid spelers, snelheid etc. 

Als je ziet dat de leerlingen de beweging onder controle hebben: varieer met wedstrijdje of spelvorm, verander de omstandigheden of maak de beweging lastiger. 


Slide 28 - Slide

Zet in de juiste volgorde
Verfijningsfase
Grof motorische fase
Automatiseringsfase
Orientatiefase
1
2
3
4

Slide 29 - Drag question

Wat is kenmerkend van de Grof motorische fase?
A
Beheersing van de deelstructuren van de beweging.
B
Opdoen van de eerste bewegingservaringen met de vaardigheid
C
Het verbeteren van de beweging (Zo economisch, doelmatig mogelijk)
D
Komen tot beheersing van de globale bewegingsuitvoering.

Slide 30 - Quiz

Welke 3 factoren zijn er te
benoemen bij de
kwantiteit van de les?

Slide 31 - Mind map

Wat is de functie van de Verfijningsfase?
A
Beheersing van de deelstructuren van de beweging.
B
Het stabiliseren of wendbaar maken van de beweging.
C
Het verbeteren van de beweging (Zo economisch, doelmatig mogelijk)
D
Komen tot een gedetailleerde bewegingsvoorstelling

Slide 32 - Quiz

Wat is het doel van de automatiseringsfase?
A
Beheersing van de deelstructuren van de beweging.
B
Komen tot beheersing van de globale bewegingsuitvoering.
C
Komen tot een globale bewegingsvoorstelling van de beweging
D
Het stabiliseren of wendbaar maken van de beweging.

Slide 33 - Quiz

Wat is het doel van orientatiefase?
A
Opdoen van de eerste bewegingservaringen met de vaardigheid
B
Oriënteren op het materiaal en de bewegingsvorm die je wilt aanleren
C
Komen tot beheersing van de globale bewegingsuitvoering.
D
Beheersing van de deelstructuren van de beweging.

Slide 34 - Quiz

Doelen: 
1) De 4 fasen benoemen in de juiste volgorde van motorisch leren. 
2) De functie/gang van zaken benoemen van deze 4 fasen.
3) De 3 factoren kunnen benoemen van de kwantiteit van de les


Slide 35 - Slide

Tips voor het leren
Nog 1,5 week voor de toets

Begin op tijd

Maak een samenvatting in eigen woorden

Overhoor jezelf

Slide 36 - Slide

Rest van de tijd
Opdrachten 32, 34, 35, 36, 37

Slide 37 - Slide