Maak een video waarin je de volgende onderdelen verwerkt:
stel jezelf voor (naam, leeftijd, woonplaats, hobby's)
stel je gezin voor (ouders, broers/zussen, huisdieren)
vertel over je woonplaats. Is het een dorp of een stad? Waar ligt het? Hoe ziet het eruit (mooi, lelijk, klein, groot, oud, modern...)? Vertel wat er is, maar ook wat er niet is.
Slide 50 - Slide
Op blz. 41 van je boek vind je woorden die je kunt gebruiken voor deze opdracht.