SPQR les 18 tekst

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

SPQR les 18 tekst

regel 14-33

Je ziet steeds twee vertalingen van een Latijnse zin.

Kies de goede vertaling (A of B)

Kies je antwoord op de volgende dia in een quizvraag.

regel 14

Arcas negavit: Non omnes.

A. Arcas ontkende: niet alles

B. Arcas ontkende: niet allen

A of B?

1. A
2. B

regel 14

Arcas negavit: Non omnes.

A. Arcas ontkende: niet alles

B. Arcas ontkende: niet allen

regel 14-15

Immo, nuper novum medicum dominus emit.

A. In tegendeel, de meester koopt binnenkort een nieuwe arts.

B. In tegendeel, de meester heeft kort geleden een nieuwe arts gekocht.

A of B?

1. A
2. B

regel 14-15

Immo, nuper novum medicum dominus emit.

A. In tegendeel, de meester koopt binnenkort een nieuwe arts.

B. In tegendeel, de meester heeft kort geleden een nieuwe arts gekocht.

regel 15-16

Servus, nomine Agenor, vir pessimus est:

A. De slaaf, met de naam Agenor, is de slechtste slaaf:

B. De slaaf, met de naam Agenor, is een zeer slechte slaaf.

A of B?

1. A
2. B

regel 15-16

Servus, nomine Agenor, vir pessimus est:

A. De slaaf, met de naam Agenor, is de slechtste slaaf:

B. De slaaf, met de naam Agenor, is een zeer slechte slaaf.

regel 16-17

hominem peiorem numquam vidi.

A. een slechtere man heb ik nooit gezien.

B. de slechtste man die ik ooit heb gezien.

A of B?

1. A
2. B

regel 16-17

hominem peiorem numquam vidi.

A. een slechtere man heb ik nooit gezien.

B. de slechtste man die ik ooit heb gezien.

regel 17-18

Eum dominus emit maiore pretio quam nos omnes.

A. Die meester heeft ons allen gekocht voor een nogal hoge prijs.

B. De meester heeft hem gekocht voor een hogere prijs dan ons allen.

A of B?

1. A
2. B

regel 17-18

Eum dominus emit maiore pretio quam nos omnes.

A. Die meester heeft ons allen gekocht voor een nogal hoge prijs.

B. De meester heeft hem gekocht voor een hogere prijs dan ons allen.

regel 18

Is ideo meliorem nobis se putat.

A. Die beschouwt zichzelf daarom als beter dan wij.

B. De beschouwt zichzelf daarom als de beste van ons.

A of B?

1. A
2. B

regel 18

Is ideo meliorem nobis se putat.

A. Die beschouwt zichzelf daarom als beter dan wij.

B. De beschouwt zichzelf daarom als de beste van ons.

regel 18-20

Nos omnes contemnit, me magis autem quam ceteros servos.

A. Hij minacht ons allen, mij echter meer dan de overige slaven.

B. Wij allen minachten hem, ik echter meer dan de overige slaven.

A of B?

1. A
2. B

regel 18-20

Nos omnes contemnit, me magis autem quam ceteros servos.

A. Hij minacht ons allen, mij echter meer dan de overige slaven.

B. Wij allen minachten hem, ik echter meer dan de overige slaven.

regel 20-21

Omnium humillimum me putat, quod onera portare officium mihi est.

A. Hij beschouwt mij als nederiger dan allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.

B. Hij beschouwt mij als de nederigste van allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.

A of B?

1. A
2. B

regel 20-21

Omnium humillimum me putat, quod onera portare officium mihi est.

A. Hij beschouwt mij als nederiger dan allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.

B. Hij beschouwt mij als de nederigste van allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.

regel 21-22

Quondam in sermone cum servis aliis dixi: ego puto...

A. Ik zei eens in een gesprek met andere slaven: ik meen...

B. Ik zei eens in een gesprek tegen andere slaven: ik meen...

A of B?

1. A
2. B

regel 21-22

Quondam in sermone cum servis aliis dixi: ego puto...

A. Ik zei eens in een gesprek met andere slaven: ik vind...

B. Ik zei eens in een gesprek tegen andere slaven: ik vind...

regel 23

Agenor me interpellavit acerrima voce: putas?

A. Agenor onderbrak mij met een zeer scherpe stem: vind jij?

B. Agenor onderbrak mij met een nogal scherpe stem: vind jij?

A of B?

1. A
2. B

regel 23

Agenor me interpellavit acerrima voce: putas?

A. Agenor onderbrak mij met een zeer scherpe stem: vind jij?

B. Agenor onderbrak mij met een nogal scherpe stem: vind jij?

regel 24

Nihil tu putare potes, iumentum humanum!

A. Jij kunt geen menselijk lastdier vinden!

B. Jij kunt niets vinden, menselijk lastdier!

A of B?

1. A
2. B

regel 24

Nihil tu putare potes, iumentum humanum!

A. Jij kunt geen menselijk lastdier vinden!

B. Jij kunt niets vinden, menselijk lastdier!

regel 25-26

Num cogitant muli? Etiam litteras legere difficilius tibi est!

A. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou moeilijk!

B. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou te moeilijk!

A of B?

1. A
2. B

regel 25-26

Num cogitant muli? Etiam litteras legere difficilius tibi est!

A. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou moeilijk!

B. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou te moeilijk!

regel 26

Omnes riserunt.

A. Allen lachten.

B. Zij lachten om alles.

A of B?

1. A
2. B

regel 26

Omnes riserunt.

A. Allen lachten.

B. Zij lachten om alles.

regel 26-27

Domino quidem de verbis Agenoris narravi, sed is haud mihi credidit,

A. De meester heeft weliswaar over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,

B. Ik heb weliswaar de meester over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,

A of B?

1. A
2. B

regel 26-27

Domino quidem de verbis Agenoris narravi, sed is haud mihi credidit,

A. De meester heeft weliswaar over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,

B. Ik heb weliswaar de meester over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,

regel 27-28

nam neminem Agenore fidiorem putat.

A. want niemand beschouwt Agenor als nogal betrouwbaar.

B. want hij beschouwt niemand als betrouwbaarder dan Agenor.

A of B?

1. A
2. B

regel 27-28

nam neminem Agenore fidiorem putat.

A. want niemand beschouwt Agenor als nogal betrouwbaar.

B. want hij beschouwt niemand als betrouwbaarder dan Agenor.

regel 28-29

Vitam miserrimam ago.

A. Ik leid een te ongelukkig leven.

B. Ik leid een zeer ongelukkig leven.

A of B?

1. A
2. B

regel 28-29

Vitam miserrimam ago.

A. Ik leid een te ongelukkig leven.

B. Ik leid een zeer ongelukkig leven.

regel 29-30

Fortasse fugere mihi prudentius est.

A. Misschien is het voor mij verstandiger om te vluchten.

B. Misschien is het voor mij zeer verstandig om te vluchten.

A of B?

1. A
2. B

regel 29-30

Fortasse fugere mihi prudentius est.

A. Misschien is het voor mij verstandiger om te vluchten.

B. Misschien is het voor mij zeer verstandig om te vluchten.

regel 30-31

Lydia clamavit: minime! Multo lenius Agenorem tractas.

A. Lydia riep: Helemaal niet! Jij behandelt Agenor veel te mild.

B. Lydia riep: Helemaal niet! Agenor behandelt jou nogal mild.

A of B?

1. A
2. B

regel 30-31

Lydia clamavit: minime! Multo lenius Agenorem tractas.

A. Lydia riep: Helemaal niet! Jij behandelt Agenor veel te mild.

B. Lydia riep: Helemaal niet! Agenor behandelt jou nogal mild.

regel 31-32

Ad pugnam eum provoca! Fortior enim es.

A. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers sterker!

B. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers nogal sterk!

A of B?

1. A
2. B

regel 31-32

Ad pugnam eum provoca! Fortior enim es.

A. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers sterker!

B. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers nogal sterk!

regel 32-33

Etiam minimo momento vincere eum potes.

A. Zelfs met een kleine duw kun je hem overwinnen!

B. Zelfs met een zeer kleine duw kun je hem overwinnen!

A of B?

1. A
2. B

regel 32-33

Etiam minimo momento vincere eum potes.

A. Zelfs met een kleine duw kun je hem overwinnen!

B. Zelfs met een zeer kleine duw kun je hem overwinnen!