Franse les 21-12 H2








Les Frans
Dinsdag 20 december 2021
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson








Les Frans
Dinsdag 20 december 2021

Slide 1 - Slide

Hoofdregel:
het bijvoeglijk naamwoord komt in het Frans meestal VOOR / ACHTER het zelfstandig naamwoord
A
voor
B
achter

Slide 2 - Quiz

Kies de juiste vorm:
une pierre (witte)
A
blanc
B
blancs
C
blanche
D
blanches

Slide 3 - Quiz

Kies de juiste vorm:
une voiture (rood)
A
rouge
B
rougée
C
rougee
D
rouges

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste vorm:
deux (goede) films (m)
A
bon
B
bons
C
bonnes
D
bonns

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vorm:
une (oude) dame
A
vieux
B
vieille
C
vieil
D
vieilles

Slide 6 - Quiz

Waar staat het huisnummer in een Frans adres?
A
Op dezelfde plaats als bij ons
B
Voor de postcode
C
Voor de straatnaam
D
Achter de postcode

Slide 7 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans dat je een broer hebt?
A
J'ai une soeur.
B
J'ai un frère.
C
J'ai le frère.
D
J'ai un frére.

Slide 8 - Quiz

Op welke dag wordt
in Frankrijk
kerstmis NIET gevierd?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-cinq décembre
C
le vingt-six décembre

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je ‘Fijne Kerst’ in het Frans?
A
Bonne Christmas
B
Feliz Navidad
C
Merry Christmas
D
Joyeux Noël

Slide 10 - Quiz

Wat is de meest bezochte bezienswaardigheid in Frankrijk?
A
De Eifeltoren
B
De Notre- Dame
C
Le Louvre
D
De Champs Élysées

Slide 11 - Quiz

De Mona Lisa staat in:
A
Het Rijksmuseum
B
Musée d'Orsay
C
Het Louvre
D
The National Gallery

Slide 12 - Quiz

In een deel van Canada wordt Frans gesproken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat is géén Frans merk?
A
Chanel
B
Louis Vuitton
C
Marc Jacobs
D
Yves Saint Laurent

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
Bonne Année?
A
kerstmis
B
oudejaarsavond
C
nieuwjaar
D
gelukkig nieuwjaar

Slide 15 - Quiz

Hoe vraag je in het Frans aan iemand hoe oud hij/zij is?
A
Tu a quel âge?
B
Tu as quel age?
C
Il a quel âge?
D
Tu as quel âge?

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je dat je iets niet begrijpt in het Frans?
A
Je ne sais pas.
B
Je n'aime pas ça.
C
Je ne comprends pas.
D
Non, merci.

Slide 17 - Quiz

wat betekent de zin:
Ça coute combien?
A
Hoeveel heb je?
B
Hoeveel kost het?
C
Hoeveel koop je?
D
Hoeveel wil je?

Slide 18 - Quiz

Wel eiland behoort tot Frankrijk?
A
La Palma
B
Tenerife
C
Lanzerote
D
Corsica

Slide 19 - Quiz

In welke Franse stad vindt elkaar jaar een beroemd internationaal filmfestival plaats?
A
Bordeaux
B
Cannes
C
Lyon
D
Nice

Slide 20 - Quiz

Wanneer is de nationale feestdag in Frankrijk?
A
3 oktober
B
23 februari
C
1 november
D
14 juli

Slide 21 - Quiz

Wat voor staatshoofd heeft Frankrijk?
A
Een koning
B
Een president
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 22 - Quiz

Welke dag is het vandaag in het Frans?
A
mardi
B
jeudi
C
lundi
D
vendredi

Slide 23 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans 'tot later'?
A
au revoir
B
salut
C
à plus
D
voilà

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide