T8 bs4: Vorming van gedrag

Wat weet je van een ethogram?

Wat is ...............waar?
NIET
A
Je schrijft op wat een dier doet
B
Een gedragshandeling wordt omschreven
C
Je schrijft bijv. op dat een hond agressief is
D
Het is een lijst met beschrijvingen van gedrag
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat weet je van een ethogram?

Wat is ...............waar?
NIET
A
Je schrijft op wat een dier doet
B
Een gedragshandeling wordt omschreven
C
Je schrijft bijv. op dat een hond agressief is
D
Het is een lijst met beschrijvingen van gedrag

Slide 1 - Quiz

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
Ethogram
B
Protocol
C
Frequentiediagram
D
Sequentiediagram

Slide 2 - Quiz


Wat is een protocol?

A
Je schrijft op wat je van het gedrag vindt.
B
Een lijst waarop je kunt zien welke gedragshandelingen voorkomen bij één dier.
C
Je schrijft op wat het dier doet.
D
Een lijst waarop je kunt zien hoe vaak een gedragshandeling voorkomt bij alle dieren van één soort.

Slide 3 - Quiz


A
Links protocol, rechts ethogram
B
Links ethogram, rechts protocol

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen
- Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk bepaald is.
- Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.

Slide 5 - Slide

Thema 6
Bs 4: Vorming van gedrag

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

           Nature vs. Nurture
De mate van invloed van genotype (nature) en milieu (nurture) op een organisme.


Welke speelt een grotere rol?
- Nature: aanleg/erfelijkheid
- Nurture: omgeving/opvoeding
- Wolfskind
- Mowgly

Slide 8 - Slide

Periodieke invloeden
  • Exogeen (uitwendig)
-Licht
-Temperatuur
-Etc.
  • Endogeen (inwendig)
-Biologische klok
Biologische klok synchroniseert met uitwendige prikkel: zeitgeber

Slide 9 - Slide

Prikkels
Sleutelprikkel: Een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt.

Supranormaleprikkel: Een overdreven sleutelprikkel,  is effectiever in het veroorzaken van het gedrag dan een sleutelprikkel. 


Slide 10 - Slide

Supranormale prikkel
Een ei vlak bij het nest van de scholekster is een sleutelprikkel. 

De respons is het ei terugrollen in het nest.

 Een groter ei is een supranormale prikkel en de vogel reageert op het grootste ei het sterkst

Slide 11 - Slide

Aanleren van gedrag

Slide 12 - Slide

Gewenning
= Afleren om op prikkels te reageren.

Weet je nog? Gewenning zorgt ervoor dat je een prikkel steeds minder waarneemt.

Bijvoorbeeld: door gewenning verschrikt een vogelverschrikker na een tijdje de vogels die deze al vaker hebben gezien niet meer. En wanneer je langdurig naast een vliegveld woont, reageer je niet meer op de herrie en hoor je uiteindelijk het geluid van vliegtuigen minder.

Het doel van gewenning is dat het centrale zenuwstelsel niet overbelast raakt met onbelangrijke informatie (prikkels).

Slide 13 - Slide

Inprenting
Iets kan alleen worden geleerd in een bepaalde, korte levensperiode (de gevoelige periode).

Veel dieren leren hun ouders of soortgenoten te herkennen vlak nadat ze uit het ei komen/geboren worden.

Mensen kunnen bijvoorbeeld ganzen leren dat ze hun ouder zijn door de eieren uit te broeden en zich als eerste aan de jonge ganzen te tonen.

Konrad Lorenz ontdekte deze gevoelige periode en liet ganzen geloven dat hij de ouder was, waardoor ze achter hem aan liepen en zwommen 

Slide 14 - Slide

Imitatie
= Leren door te kijken naar soortgenoten of andere dieren (nabootsing). 

    Zangvogels leren bijvoorbeeld hun zang van soortgenoten. Doordat deze leermethode ook veel werd gezien bij apen, noemen we het ook wel na-apen.

    Wij gebruiken deze methode ook veel om te leren: als jonge kinderen door onze ouders na te doen en tijdens een opleiding door handelingen van professionals na te doen

    Slide 15 - Slide

    Aanleren van gedrag door beloning of straf.
    Verschillende vormen van leren
    Conditionering 

    Slide 16 - Slide

    Conditionering
    Klassieke conditionering: een al aanwezige reflex krijgt een andere sleutelprikkel 
    voorbeeld: pavlov

    Operante conditionering
    -trial and error
    -belonen en bestraffen

    Slide 17 - Slide

    Inzicht
    = in een onbekende situatie oplossingen bedenken voor problemen door verschillende vroeger opgedane ervaringen te combineren.

    Verschilt van trial and error doordat er bij inzicht eerst een denkbeeld gecreëerd. Deze vorm van leren komt met name bij mensen voor en andere 'intelligente soorten'.

    Slide 18 - Slide

    Slide 19 - Video

    Zijn er vragen?
    Zijn er vragen?

    Slide 20 - Slide

    Inprenting
    gewenning
    proefondervinderlijk leren
    inzicht
    imitatie
    conditioneren
    leren in een gevoelige periode
    oplossingen combineren
    nadoen
    trial and error
    niet meer reageren
    gedrag verandering

    Slide 21 - Drag question

    Evil, de kat van mvr. van den Eijnde wil op de rand van het bad springen maar beland in het bad. Op welke manier leert Evil? Zal hij het snel nog een keer proberen? Leg uit.

    Slide 22 - Open question

    Drugshonden leren geur van drugs te herkennen en wanneer ze dit ruiken in een koffer te gaan zitten. Hoe leren honden dit?
    A
    Imitatie
    B
    Conditionering
    C
    Inprenting
    D
    Trial and error

    Slide 23 - Quiz

    Uitwendige prikkels
    Inwendige prikkels
    licht
    kou
    dorst
    geur
    geluid
    honger
    spierpijn
    hormonen

    Slide 24 - Drag question

    Een sleutelprikkel:
    A
    Leidt altijd naar hetzelfde gedrag.
    B
    Leidt naar meerdere mogelijkheden qua gedrag.
    C
    Leidt naar aangeleerd gedrag.
    D
    Leidt naar aangeboren gedrag.

    Slide 25 - Quiz

    Sleutelprikkel / supranormale prikkel
    Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
    sleutelprikkel
    supranormale prikkel
    De benen van een fotomodel worden met fotoshop verlengd
    je reageert op het huilen van een baby
    een merel voert het jong zodra het jong zijn bekje opendoet
    het supergrote ei in het nest wordt beter bebroed
    Babydieren zijn zooooo schattig

    Slide 26 - Drag question

    Aangeleerd gedrag wat je als mens vertoont ligt ergens 'opgeslagen'. Waar?
    A
    In je DNA
    B
    In je kleine hersenen
    C
    In je hersenstam
    D
    In je grote hersenen

    Slide 27 - Quiz

    Welk gedrag van de mens is aangeboren?
    A
    Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
    B
    Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
    C
    Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
    D
    Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.

    Slide 28 - Quiz

    Is een groot namaak-ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
    En is een normaal ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
    A
    alleen een groot namaak-ei buiten het nest
    B
    alleen een normaal ei buiten het nest
    C
    zowel een groot namaak-ei als een normaal ei buiten het nest

    Slide 29 - Quiz

    Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht.
    Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.

    Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
    A
    honger
    B
    het bewegen van het nest
    C
    het ruiken van een worm
    D
    het zien van hun ouder

    Slide 30 - Quiz

    Baris doet een experiment met een muis in een doolhof. De muis heeft een dag niet gegeten en wordt voor de ingang van de doolhof gezet. Middenin ligt een voedselbrokje. De muis loopt de doolhof in en doet er tien minuten over om het voedselbrokje te vinden. Baris voorspelt, dat de muis de juiste weg naar het voedsel zal leren, als hij vaker door de doolhof loopt. Gedurende enkele uren zet hij de muis om het kwartier bij de ingang. Hij noteert steeds de tijd die de muis nodig heeft om een voedselbrokje te vinden. Na enkele uren loopt de muis niet meer de doolhof in, als hij bij de ingang wordt gezet. Noem de inwendige prikkel die dan ontbreekt om de doolhof in te gaan.

    Slide 31 - Open question

    Maken: 42 t/m 51
    Aan de slag.
    Maak opdracht 1, 2 en 3
    timer
    5:00

    Slide 32 - Slide