2tl hfd 4 voor- en achtervoegsels (zelfst) 2

Voorvoegsels en achtervoegsels
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorvoegsels en achtervoegsels

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je weet de betekenis van veelvoorkomende voor- en achtervoegsels.
Je weet de betekenis van woorden vinden met behulp van voor- en achtervoegsels.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

non-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipathie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent
onmisbare
A
niet te missen
B
gemiste

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
wantoestanden
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
non-actief
A
weer actief
B
niet actief

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
wantoestanden
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


niet te betalen
A
wanbetalen
B
onbetaalbaar
C
nonbetalen
D
anti-betalen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


opnieuw gebruiken
A
hergebruiken
B
misgebruiken
C
wangebruiken
D
ex-gebruiken

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


niet ervaren
A
ex- ervaren
B
non-ervaren
C
interervaren
D
onervaren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


een trein die tussen twee steden rijdt
A
intercity
B
stoptrein
C
sneltrein
D
locomotief

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Achtervoegsels: vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 
______

Slide 17 - Slide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

dat wat overblijft... , noem je een...

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

uit te klappen

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

iemand die lui is

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

dat wat je gebakken hebt

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

als van een dier

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

met heel veel begrip

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

iemand die lui is

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

dat wat overblijft

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions


opnieuw verdelen
A
interverdelen
B
herverdelen
C
weerverdelen
D
wanverdelen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Verder met Nieuw Nederlands online
Hoofdstuk 4
Zie het bord.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions