Massage

1 / 35
next
Slide 1: Slide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welk doel kan een gezichtsmassage hebben?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

‘’Bij het geven van vingertapotements in het gezicht tapoteer je tot op het bot.’’

Slide 8 - Open question

‘’Bij het geven van petrissages op de kaakcontour mag je over de huid glijden.’’

Slide 9 - Open question

Welke verschillende grepen kennen jullie al?

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Een voorbeeld van een reflectorisch effect is: de doorlaatbaarheid van de vaatwanden vergroot.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Link

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Tijdens de massage ontstaan weefselhormonen als gevolg van
A
biochemische reacties
B
mechanische reacties
C
reflectorische reacties
D
Een combinatie

Slide 24 - Quiz

Welke greep moet men bij een verslapte gezichtshuid vermijden?
A
effleurage
B
frictie
C
vibratie
D
tapotements

Slide 25 - Quiz

Waarop heeft de drukzuig invloed?
A
op de huidklieren
B
op de lymfebanen
C
op de spieren

Slide 26 - Quiz

Bij welke massage of waarbij staat de vochtafvoer in de weefsel centraal?
A
klassieke massage
B
op de lymfebanen
C
op de spieren

Slide 27 - Quiz

Waaraan kan men de warmte ontwikkeling toeschrijven die ontstaat als direct gevolg van de massage?
A
biochemische werking
B
mechanische werking
C
reflectorische werking

Slide 28 - Quiz

Welke handgrepen past men bij voorkeur toe om de doorbloeding van de gezichtshuid te activeren?
A
afvoerende effleurages over de wangen
B
lopende vibraties over het contour
C
vingertapotements over de wangen

Slide 29 - Quiz

Wat behoort tot de directe invloeden van de massage?
A
het gladder worden van het huidoppervlak
B
het verhogen van de klierafscheiding
C
het verwijden van de huidcapillairen

Slide 30 - Quiz

Welke invloed wordt toegeschreven aan de lopende vibratie?
A
activering van de doorbloeding
B
ontspanning via de zenuwuiteinden
C
tonisering van de oppervlakkig gelegen spieren

Slide 31 - Quiz

Welke handgrepen hebben vooral een spiertoniserende werking?
A
frictie en tapotement
B
petrissage en frictie
C
petrissage en tapotement

Slide 32 - Quiz

Wat is het doel van een pincementmassage in kuurverband?
A
de beïnvloeding van de vochthuishouding in het weefsel
B
de tonisering van de mimische spieren
C
de verbetering van de kwaliteit van het bindweefsel

Slide 33 - Quiz

Welke huidaandoeningen vormen een contra-indicatie voor een gezichtsmassage?
A
eczeem en moedervlekken
B
koortsuitslag en eczeem
C
teleangiectasieen en koortsuitslag

Slide 34 - Quiz

Hoe wordt het kalmerende effect van een effleurage geoptimaliseerd?
A
door de druk gedurende de hele baan constant te laten zijn
B
door de druk te doen toenemen tot het einde van de baan
C
door de druk te doen toenemen tot het midden van de baan en daarna geleidelijk te doen afnemen

Slide 35 - Quiz