verwijswoorden mavo 1

Welkom bij Nederlands
Verwijswoorden H 5

Brugklas mavo/havo
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Verwijswoorden H 5

Brugklas mavo/havo

Slide 1 - Slide

Programma
- herhaling verwijswoorden
- Samen oefenen
- huiswerk nakijken verwijswoorden H5, blz 134/135
            opdracht 1, 2 en 3

-oefening woordenboek

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden H4
Wat vind je van de onderstaande tekst?
Mo ging vandaag naar de tandarts. Bij de tandarts vroeg de assistente aan Mo of Mo zijn tanden goed gepoetst had. Mo zei tegen de assistente dat Mo zijn tanden goed had gepoetst. De assistente gaf Mo een complimentje en vroeg vervolgens of Mo gaatjes heeft. Mo zei tegen de assistente dat Mo geen gaatjes denkt te hebben. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Verwijswoorden H4

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden

Slide 6 - Slide

Die organisatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden. Waar verwijst 'haar' naar?

Slide 7 - Open question

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
Waar verwijst 'zijn' naar?

Slide 8 - Open question

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je het op straat zetten.
Waar verwijst 'het' naar?

Slide 9 - Open question

Het team heeft ___
tactiek gewijzigd.
A
haar
B
zijn

Slide 10 - Quiz

Het meisje ___
ons hielp ken ik nog van vroeger.
A
die
B
dat

Slide 11 - Quiz

Als je een product koopt en ___ gaat stuk, heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in
Kies uit: hem - het - hij - hij - zij - zij.
1. Iris was nog een jong meisje toen ......... haar eigen land verliet en naar Nederland kwam.
2. De hond van onze buren is heel vrolijk en lief, ze kunnen ..........
 dus makkelijk alleen laten met hun kinderen.
3. Kinderen klimmen graag in bomen;.........vinden het leuk om de wereld van bovenaf te bekijken.

 .











Slide 13 - Slide

4. Maarten heeft een briljante oplossing bedacht.........is echt heel slim.
5. Het patroon op de neus van een kat is zo uniek, dat ..........
 gelijkstaat aan een vingerafdruk.
6. Paul heeft maar één droom:.............wil wereldkampioen surfen worden.




Slide 14 - Slide

opdracht 2
Gevonden braaksel van een potvis in Wales levert 15.000 euro op.
Op een strand langs de kust van Wales vond iemand braaksel van een potvis. (1) Hij bracht (2) het naar een deskundige. (3) Die kwam erachter dat (4) het kostbare amber was. (5) Die was afkomstig uit de darmen van de vis.
(6) Deze bracht op een veiling in Wales 15.000 euro op. Amber kan worden gebruikt bij de productie van parfum. (7) Die vindt vaak in Frankrijk plaats. Een Fransman kocht het brokstuk. Wat (8) hij ermee gaat doen, laat zich raden.

Slide 15 - Slide

opdracht 2 antwoorden
Gevonden braaksel van een potvis in Wales levert 15.000 euro op.
Op een strand langs de kust van Wales vond iemand (1) braaksel (2)(4) van een potvis. (1) Hij bracht (2) het naar een deskundige (3). (3) Die kwam erachter dat (4) het kostbare amber (5)(6) was. (5) Die was afkomstig uit de darmen van de vis.
(6) Deze bracht op een veiling in Wales 15.000 euro op. Amber kan worden gebruikt bij de productie van parfum (7). (7) Die vindt vaak in Frankrijk plaats. Een Fransman (8) kocht het brokstuk. Wat (8) hij ermee gaat doen, laat zich raden.

Slide 16 - Slide

opdracht 3
Kies het juiste (verwijs)woord.
Tip: 
Met de woorden waarmee, waarvoor, waarop, waartegen, waarnaast enzovoort verwijs je naar een dier of een ding.

met wie, voor wie, tegen wie enz verwijs je naar mensen

 
 













Slide 17 - Slide

antwoorden opdracht 3
1. Is dat het meisje met wie jij gisteren je mobiel uitleende?
2. Zij hebben volgende week een excursie naar het Rijksmuseum.
3. Dat is mijn oom met wie mijn vader graag klaverjast.
4. De vriendin met wie ik naar de stad zou gaan, heeft net afgebeld.
5. Saartje is de pup van Dirk waaraan hij veel werk heeft.
6. Daar hangt de poster van dat boek. Het  heeft een prijs gewonnen.

Slide 18 - Slide

opdracht 4:
1. Typ een tekst van vijf zinnen zonder verwijswoorden.
2. Wissel de tekst uit  met een klasgenoot. 
3. Herschrijf die tekst met verwijswoorden.

Slide 19 - Slide

leerstof proefwerkweek
• Werkwoordspelling 
Herhalen H 2, blz 58: ik-vorm en -t of -d 
Herhalen H3, blz 84: pvtt
H4, blz  110, voltooid deelwoord
H5, blz 136, verleden tijd van zwakke werkwoorden
• Leestekens, hoofdletters (blz. 32,33)
• Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig (blz. 108,109)
• Verwijswoorden (blz. 134, 135)

Slide 20 - Slide

volgende week:
leer alle theorie! (zie weektaak)
maandag/dinsdag oefentoets!

Slide 21 - Slide