H1A / V1A March 23rd

TENSES
Present tense = tegenwoordige tijd
Past tense = verleden tijd 

We gaan aan de slag met de verleden tijd! 
In Unit 5 hebben we de verleden tijd geleerd van het werkwoord BE. In unit 6 gaan we leren hoe andere werkwoorden veranderen in de verleden tijd. 

1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

TENSES
Present tense = tegenwoordige tijd
Past tense = verleden tijd 

We gaan aan de slag met de verleden tijd! 
In Unit 5 hebben we de verleden tijd geleerd van het werkwoord BE. In unit 6 gaan we leren hoe andere werkwoorden veranderen in de verleden tijd. 

Slide 1 - Slide

Past simple of BE

Slide 2 - Slide

Verbs
Er bestaan 2 soorten werkwoorden: 
Regelmatige werkwoorden 
Onregelmatige werkwoorden
We gaan het eerst hebben over de 
REGELMATIGE WERKWOORDEN oftewel REGULAR VERBS

Slide 3 - Slide

Regular Verbs

Bij de regelmatige werkwoorden komt er in de past simple (de verleden tijd) - ed achter het werkwoord.


Present simple (tt)
I walk
They work
You start 

Past simple (vt)
I walkeded
They worked
You started

Slide 4 - Slide

Uitzonderingen
Bij een aantal regelmatige werkwoorden (regular verbs), gaat de regel van het vervoegen met -ed niet op. 
Ga naar DSC p. 32 - 6.1 en lees de uitzonderingen door. 
De uitspraak van deze werkwoorden die op - ed eindigen zijn niet overal hetzelfde. Bekijk het plaatje op de volgende dia. De uitspraak van de werkwoorden kan dus op verschillende manieren.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

IRREGULAR VERBS
Vandaag hebben jullie geleerd hoe je een regelmatig werkwoord in de verleden tijd zet. In bevestigende zinnen. 
De volgende keer leren jullie hoe je vraagzinnen en ontntkennende zinnen kunt maken.
Om meer te oefenen kun je de website op de volgende dia gebruiken.

Slide 9 - Slide