VEI 1 Erfelijkheid 11.1 Eigenschappen en chromosomen 2020 2021

11.1  Eigenschappen en chromosomen   
       
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

11.1  Eigenschappen en chromosomen   
       

Slide 1 - Slide

Werkdoelen vóór wk 51
11.1 en 11.2 opdrachten maken
Maak je begrippenlijst compleet!
Vat de stof samen!
Lees/bestudeer 11.3

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

11.1 leerdoelen
  • Je beschrijft wat erfelijke eigenschappen zijn.
  • Je beschrijft hoe een fenotype ontstaat en verandert.
  • Je beschrijft de bouw en vorm van chromosomen.
  • Je beschrijft hoe DNA in chromosomen het uiterlijk bepaalt.
  • Je beschrijft dat verschillende organismen een verschillend aantal chromosomen hebben.

Slide 4 - Slide

11.1 Begrippenlijst
  • eigenschappen-erfelijke eigenschappen-fenotype 
  • aanleg
  • chromosomen-DNA-chromosomenkaart-geslachtschromosomen
  • Gen-genotype
  • genoom

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
  • Ieder mens heeft eigenschappen, zoals 2 benen, 2 armen etc. Eigenschappen zijn kenmerken die jou tot een mens maken.
  • De eigenschappen die je van ouders krijgt -> Erfelijke eigenschappen.
  • Erfelijke eigenschappen zien er bij iedereen anders uit. Dit noem je fenotype.

Slide 7 - Slide

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

  • Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen.
  • Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg.
  •  niet-erfelijke eigenschappen.

Slide 8 - Slide

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
  • In de celkern zitten de chromosomen
  • Chromosomen bestaan voor het grootste deel uit DNA.
  • DNA  bevat alle informatie van jouw lichaam.

Slide 9 - Slide

cel-celkern-chromosomen-DNA-gen

Slide 10 - Slide

Chromosomen



  • Eigenschappen kunnen worden doorgegeven met DNA
  •  DNA zit in je chromosomen in de celkern van elke cel
  • 46 chromosomen bij de mens in lichaamscellen.
  • Altijd in paren van twee in lichaamscellen 
  • In geslachtscellen 23 chromosomen, niet in paren 

Slide 11 - Slide


Aantal chromosomen


Elk soort organisme heeft in de kern van een lichaamscel een even aantal chromosomen.

Chromosomen komen altijd in paren voor.

Zegt het aantal chromosomen iets over de intelligentie van een organisme?

Slide 12 - Slide

Juist of onjuist?
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 23 chromosomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Een veldmuis heeft 46 chromosomen in een lichaamscel.
Is het genotype gelijk aan dat van een mens?
A
Ja
B
Alleen bij de bevruchting, daarna niet meer.
C
Nee, de erfelijke informatie op de chromosomen is anders.
D
Ja, de erfelijke informatie op de chromosomen is gelijk als die van een mens

Slide 14 - Quiz

  • Een gen is een stuk van het DNA dat de informatie bevat
  •   voor 1 eigenschap.
  • Op een chromosomenpaar zitten dezelfde genen
  • Alle genen op alle chromosomen samen noem je het genotype
  • Het genoom van een organisme zijn alle chromosomen en
  •   genen bij elkaar      

Gen

Slide 15 - Slide

Genotype

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen = genotype

Slide 16 - Slide

Verschillende fenotype bij honden
  • Fenotype: hoe een eigenschap eruit ziet, de verschijningsvorm.

Slide 17 - Slide

Fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.

Slide 18 - Slide

Hoe ontstaat het fenotype?
  • Alle informatie uit het genotype+ invloeden uit het milieu
  • Je kan je fenotype veranderen, je genotype ....
  • fenotype=genotype + milieu

Slide 19 - Slide

Kan het fenotype veranderen?
  • Je uiterlijk blijft niet het hele leven hetzelfde. In de puberteit verandert er bijv. ook het een en ander.

  • Fenotype kun je ook zelf veranderen. Denk maar eens aan haren verven, make-up en tatoeages.

Slide 20 - Slide

Michael Jackson:

zelfde genotype, maar zijn fenotype verandert

Slide 21 - Slide

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 22 - Quiz

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Gepermanent haar
D
Zowel A, B als C

Slide 23 - Quiz

Bekijk de jonge slang uit Australië
Sleepvraag 1
Sleepvraag 2
genotype
fenotype
door omgevings
factoren
op het moment 
van de bevruchting
genotype 
en
fenotype

Er zijn 3 ogen te zien in het

Dit uiterlijk is ontstaan 

Slide 24 - Drag question

Genotype
Fenotype

47 chromosomen
in plaats van 46

Slide 25 - Drag question

Aanleg
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving (het milieu).

Slide 26 - Slide

Chromosomen
  • Lichaamscellen van mensen hebben 23 paar chromosomen (dus 46 chromosomen in totaal).

  • Één chromosomen paar bepaalt je geslacht. Dit noemen we de geslachtschromosomen. Deze worden aangegeven met de letter X en Y.

  • Vrouwen hebben twee X-chromosomen (XX), mannen hebben één X-chromosoom en één Y-chromosoom (XY).

Slide 27 - Slide

Meisje of jongen?
  • 46 chromosomen (23 paar)
  • 22 paar chromosomen even lang
  • Het 23e paar chromosomen vormt de geslachtschromosomen

  • 2 gelijke =                   XX= meisje
  • 1 groot + 1 klein =      XY= Jongen
 chromosomenkaart /  karyogram

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Eigenschappen op de chromosomen

  • Een chromosoom bestaat uit een lange opgerolde draad van DNA.
  • Een stukje DNA bevat informatie over één eigenschap. Dit stukje noemen we een gen. Op één chromosoom liggen wel duizenden genen.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video