Commonly confused words

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Goodmorning!

Planning

• Dinsdag 24-11: Adjectives and Adverbs                                                               Passive (herhaling)
• Vrijdag 27-11: Modals and Conditionals
• Dinsdag 2-12: Commonly confused words
• Vrijdag 4-12: Prepositions & Phrasal verbs
• Dinsdag 8-12: Recap, practice and questions

Commonly Confused Words

- There, their or they're

- Then & Than

- Were, where, we're & wear

- Who's or whose

- Your or you're

- Life, live & lives

- To, too or two

- It's & its

- Used to or Be used to

'They're parking their car over there.'

Controle

• Als je there hebt geschreven en je kunt dat vervangen door here
• Als je their hebt geschreven moet je het kunnen vervangen door our
• Als je they're hebt geschreven moet je het ook kunnen gebruiken als they are

- Je gebruikt then bij een tijdsaanduiding. Bijv: dan, daarna, vervolgens, toen.

- Je gebruikt than in een vergelijking. Bijv: mooier dan, sneller dan, kleiner dan.

My friends were just telling me that we're going to a party where we have to wear a fancy dress. 

- Who's is een samentrekking van who is of who has. Het betekent wie is of wie heeft.

- Whose is een bezittelijk voornaamwoord. Het betekent wiens of wier.

Your is een bezittelijk voornaamwoord en betekent je, jouw, uw of jullie.

You're is een samentrekking van you en are en betekent u/ jij/ je bent.

- Live used as an verb:

I live, Peter lives

- Live used as an adjective:

Something that is happening right now

When it just means to be alive and not dead

- Life (noun): state of living

(as an adjective describing the noun)

- Lives

Plural form of life

To, too and two

It's is always short for it is or it has

Its means 'belonging to it'. It is a possessive pronoun (bezittelijk voornaamwoord)

I used to eat meat, but I don't anymore.

I found Romanian food very strange at first but I'm used to it now.

 You might find it strange at first but you'll soon get used to it.