De opkomst van Hitler Online

Opdracht bij paragraaf 4.3 Crisistijd. 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opdracht bij paragraaf 4.3 Crisistijd. 

Slide 1 - Slide

Spelregels
  • Deze lesson-up maak je voor een cijfer. 
  • Je mag geen vragen verbeteren of meerdere keren beantwoorden. Dan wordt de vraag sowieso fout gerekend. 
  • Je mag geen internet gebruiken om dingen op te zoeken. 
  • Je mag alleen je lesboek of de informatie uit deze lesson-up gebruiken voor je antwoorden. 
  • Je maakt de lesson-up alleen. Je mag niet overleggen. 

Slide 2 - Slide

De Jaren 30 in  Duitsland

Het Duitse volk is tijdens de jaren '20 en '30  erg ontevreden over hun huidige leiders. 
Hoe komt dat? 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

De economische crisis

  • In 1929 stort de beurs in de VS in. 

  • Ook voor Europa is dit het begin van een zware economische crisis. De mensen hebben geen werk, geen uitkering, geen eten. 

  • De crisis en de herstelbetalingen treffen Duitsland dubbel hard en de Duitse regeringsleiders krijgen het probleem niet opgelost. 

Slide 5 - Slide

Is Hitler de redding? 
Hitler is de leider van de  Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
Als de NSDAP mee doet aan de verkiezingen belooft Hitler:
  •  Duitsland wordt weer groot en machtig
  • werk voor alle Duitsers
  • zich niet meer te houden aan het Verdrag van Versailles

Voor veel Duitsers is hij de laatste hoop!

Slide 6 - Slide

1933: Verkiezingen

  • De NSDAP heeft de verkiezingen gewonnen  en Hitler wordt gevraagd als (minister-president).

  • Hij moet nog wel met andere politieke partijen samenwerken.

Slide 7 - Slide

Om welke reden stemde veel Duitsers tijdens de verkiezingen op Hitlers partij?

Slide 8 - Open question

Hoe heet de politieke partij van Hitler?

Slide 9 - Open question

Wat is een economische crisis?
A
Als het heel goed gaat met de economie en iedereen werk heeft.
B
Als het heel goed gaat met de economie, maar niet iedereen werk heeft.
C
Als het heel slecht gaat met de economie en iedereen werk heeft.
D
Als het heel slecht gaat met de economie en veel mensen werkloos zijn.

Slide 10 - Quiz

Wanneer brak de economische crisis uit?
A
1919
B
1929
C
1939
D
1940

Slide 11 - Quiz

In welk jaar werd Hitler rijkskanselier van Duitsland?

Slide 12 - Open question

Op welke manier is Hitler rijkskanselier (regeringsleider) van Duitsland geworden?
A
Hij heeft met geweld de macht overgenomen (staatsgreep)
B
Hij was familie van de vorige rijkskanselier en volgde hem daarom op.
C
Zijn politieke partij werd de grootste in de verkiezingen.

Slide 13 - Quiz

Duitsland wordt Nazi-Duitsland
Hitler wil helemaal niet samenwerken met andere politieke partijen. Hij besluit:
  • Alle politieke partijen worden verboden. 
  • Alleen zijn eigen politieke partij de NSDAP mag blijven bestaan. 
  • Iedereen in Duitsland moet vanaf nu de regels van het nationaalsocialisme (de ideologie van Hitler) volgen. 
We noemen de aanhangers van Hitler Nazi's. 
We noemen Duitsland in de jaren '30 en '40 Nazi-Duitsland. 

Slide 14 - Slide

Wat zijn kenmerken van het nationaalsocialisme? 
  • Antidemocratisch: Dus tegen democratie en voor dictatuur. 
  • Geweld gebruiken is normaal
  • Mensen zijn ongelijk. Ariërs zijn het hoogst. Joden zijn minderwaardig. 
  • Het is belangrijk dat het ras zuiver blijft. 
  • Militaristisch
  • Nationalistisch. 
  • Nazi’s vinden de vrouw minder belangrijk dan de man, zij is er voor het gezin en het krijgen van kinderen.

Slide 15 - Slide

Wat wordt er bedoeld met:
nationaalsocialisme?
A
De leer van de nazi's (nsdap en Hitler)
B
Dat je neutraal bent
C
Dat je heel erg van je land houdt
D
Dat je van gelijkheid houdt.

Slide 16 - Quiz

wat is geen kenmerk van het nationaalsocialisme
A
Geweld gebruiken is goed om je doel te bereiken.
B
Duitsland is een geweldig land het Duitse volk is het beste.
C
Het inkomen moet gelijk verdeeld worden.
D
De joden zijn slecht en moet je haten.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Duitsland wordt een totalitaire Dictatuur. 
Een totalitaire dictatuur is een land waar:

  • 1 leider of partij alle macht heeft
  • de overheid ieder onderdeel van jouw leven bepaald. Ook je privéleven. (welke muziek je mag luisteren, hoe je jouw kinderen opvoed, welk geloof je mag hebben etc.)
  • Iedereen precies moet denken zoals de leiders. Andere meningen zijn verboden. 

Slide 19 - Slide

Voorbeelden van leven in  een totalitaire dictatuur
  • Er waren geen verkiezingen meer en andere politieke partijen waren verboden. (antidemocratisch)
  • Kranten en radio mogen alleen nog maar informatie geven die goedgekeurd is door de Nazi's (censuur) 
  • Tegenstanders van Hitler werden opgepakt, mishandeld of opgesloten in concentratiekampen (intimidatie en terreur).
Deze soldaten van de SA (Sturmabteilung)hebben als taak tegenstanders van Hitler hardhandig aan te pakken. 

Slide 20 - Slide

Indoctrinatie
Om er voor te zorgen dat hele volk precies zo dacht als zij gebruikte de Nazi's indoctrinatie:

  • Volgens een planmatige manier mensen overtuigen van jouw ideeën.
  • Met een makkelijk woord: Hersenspoelen. 

Slide 21 - Slide

Voorbeeld van indoctrinatie: De Hitler Jugend 

Kinderen van 10 jaar moesten verplicht lid worden van een jeugdbeweging van de Nazi's. 

  • Jongens gingen naar de Hitler Jugend. Ze werden daar voorbereid om soldaat te worden. 
  • Meisjes gingen naar de Bund der Deutsche Maidel. Ze leerden daar hoe je een goede moeder en huisvrouw werd. 

Slide 22 - Slide

Voorbeeld van indoctrinatie: aangepaste schoolboeken

Ook op school leerde de kinderen alle ideeën van het Nationaalsocialisme. 
  • Bij Biologie werd geleerd dat Joden een minderwaardig ras waren
  • Bij wiskunde moesten leerlingen uitrekenen hoeveel bommen een bommenwerpen kon gooien. 
  • Leerlingen leerden dat Hitler de grote redder van Duitsland was en dat ze hem heel dankbaar moesten zijn. 
Een poster met de  verschillende mensenrassen volgens de Nazi's

Slide 23 - Slide

Propaganda
Om hun politieke ideeën onder het hele volk te verspreiden maakte de Nazi's propaganda via posters, films en radio berichten. 

Propaganda = Reclame maken om andere te overtuigen van jouw politieke mening. 

Slide 24 - Slide

Propaganda

Slide 25 - Slide

Propaganda

Slide 26 - Slide

Wat betekent 'propaganda'
A
Bang maken met dreigementen
B
Eenzijdige informatie verspreiden om aanhangers te krijgen.
C
Bang maken met geweld
D
Andere meningen verbieden

Slide 27 - Quiz

Indoctrinatie betekent
A
Naar de dokter gaan
B
Hersenspoelen
C
In werkkampen gevangen zitten
D
De leider gehoorzamen

Slide 28 - Quiz

waar is de afbeelding een voorbeeld van?
A
censuur
B
indoctrinatie
C
propaganda
D
herbewapening

Slide 29 - Quiz

Op school leren kinderen dat Joden een slecht en zwak ras zijn. Dit is een voorbeeld van:
A
propaganda
B
censuur
C
indoctrinatie
D
Intimidatie

Slide 30 - Quiz

De SA soldaten pakten tegenstanders van Hitler met veel geweld aan. Dit is een voorbeeld van...
A
Propaganda
B
Censuur
C
Intimidatie en Terreur
D
Indoctrinatie

Slide 31 - Quiz

Alle kranten worden streng gecontroleerd. Ze mogen niets verkeerds schrijven over Hitler.
A
Propaganda
B
Censuur
C
Intimidatie en Terreur
D
Indoctrinatie

Slide 32 - Quiz

Wat was de Hitlerjugend?

Slide 33 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat een totalitaire dictatuur is. Begin je antwoord met: 'Een land waar....'

Slide 34 - Open question

Niet alle Duitsers waren het eens met de ideeën van de Nazi's. Toch waren ze blij met Hitler als leider. Waarom?

Slide 35 - Open question