Les Anne

Toets
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBO

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Toets

Slide 1 - Slide

Waar staat de A voor in de SBAR?
A
Actie
B
Achtergrond
C
Airway
D
Assessment

Slide 2 - Quiz

Wat is je eerste prioriteit?
A
Eigen veiligheid
B
Veiligheid slachtoffer

Slide 3 - Quiz

Wat is waar over brandwonden zorg?
A
Brandwonden spoel je met koud water
B
Brandwonden spoel je 10 minuten
C
Brandwonden spoel je met lauw water
D
Brandwonden spoel je met steriel water

Slide 4 - Quiz

Wat laten we achterwege bij het reanimeren?
A
Chinlift uitvoeren
B
Bewustzijn controleren
C
Ademhaling tellen
D
Hartslag voelen

Slide 5 - Quiz

Hoeveel borstcompressies geven we per cyclus bij het reanimeren?
A
20
B
25
C
15
D
30

Slide 6 - Quiz

Uit hoeveel fases bestaat een epileptische insult
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 7 - Quiz

Waaruit bestaat de branddriehoek?
A
Brandstof, zuurstof en ontsteking
B
Brandstof, zuurstof en hitte
C
Brandstof , vlammen en hitte
D
Zuurstof, hitte en vlammen

Slide 8 - Quiz

Een hulpverlener dient een niet-reanimeren verklaring altijd te respecteren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Hartstilstand bij kinderen wordt meestal door _ veroorzaakt.
A
een probleem met het hart
B
een probleem met de stofwisseling
C
een probleem met de ademhaling
D
een probleem met de hersenen

Slide 10 - Quiz

Als je twijfelt mag je alvast AED plakkers gebruiken bij een wakkere slachtoffer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Het overleven van een hartstilstand is de laatste jaren sterk verbeterd door:
A
Betere uitrusting ambulance
B
Meer ziekenhuizen met dotter faciliteiten
C
Betere training leken
D
Meer AED's beschikbaar

Slide 12 - Quiz

Hoeveel stoten tussen de schouderbladen geef je bij een (dreigende-) verstikking?
A
3
B
5
C
10
D
1

Slide 13 - Quiz

Bij een TIA moet een patient met spoed naar het ziekenhuis worden geracht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Bewusteloosheid door hypoglykemie kan het snelste worden opgelost door:
A
glucagon
B
insuline
C
glucose
D
koolhydraten

Slide 15 - Quiz

AED staat voor:
A
Automatische Elektrische Defibrillator
B
Automatische Externe Defibrillator
C
Automatische Elektronen Defibrillator
D
Automatische Exposure Defibrillator

Slide 16 - Quiz

Wat is een oorzaak van cardiogene shock?
A
Anaphylaxie (allergische reactie)
B
Hypovolemie
C
Myocard Infarct
D
Longembolie

Slide 17 - Quiz

Een hartstilstand veroorzaakt door hypovolemie kan het beste worden behandeld met een AED.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Als je alleen bent en je verslikt je kun je ook alleen de heimlich greep toch uitvoeren?
A
Je tegen de muur aan laten vallen
B
Je tegen een deur op laten lopen
C
Je op de leuning van de stoel laten vallen
D
je zelf op de borst slaan.

Slide 19 - Quiz

De eerste hulp behandeling van grote brandwonden bestaat uit:
A
Koelen en verbinden met droge gaas
B
Koelen en verbinden met keukenfolie
C
Zalf aanbrengen
D
Koelen en verbinden met Burnshield

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt bij een cardiogene shock?
A
Bloed kan het hart niet in of uit.
B
Het hart werkt onvoldoende (hartfalen).
C
Sterk verminderde doorbloeding door ernstig bloed of vocht verlies.
D
Sterk verminderde doorbloeding door ernstig bloed of vocht verlies.

Slide 21 - Quiz

Hoe ga je als BIG-geregistreerde om met een niet-reanimatieverklaring?
A
Negeren en handelen
B
Respecteren
C
Niet op letten
D
Nooit aan gedacht

Slide 22 - Quiz

Waarom is een early warning score belangrijk?
A
Om te bepalen of je genoeg punten hebt
B
Om te bepalen of je direct hulp nodig hebt of niet
C
Om te bepalen of je genoeg hulp krijgt
D
Alle drie zijn juist

Slide 23 - Quiz

Op welke geluiden moet je letten bij de A van Airway?
A
omgevingsgeluiden
B
je eigen ademhaling
C
de ademhaling van de patiënt
D
piepen, rochelen, snurken

Slide 24 - Quiz

waar moet je het eerst aan denken bij brand?
A
Waar je bent
B
wat je moet doen
C
Je eigen veiligheid
D
de veiligheid van een ander

Slide 25 - Quiz

• Bij een aandoening van het bewegingsapparaat kan een acute behandeling worden uitgevoerd volgens PRICE
De P staat voor

A
Pijnstilliing
B
Pressure
C
Protect
D
Geen van de bovenstaande

Slide 26 - Quiz

• Welk van de volgende functies is GEEN vitale functie

A
Ademhaling
B
Circulatie
C
Hartslag
D
Bewustzijn

Slide 27 - Quiz

Bij een hypoglykemie kan insuline worden toegediend
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Gran-mal epilepsie heeft _ fases
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 29 - Quiz

Bij een TIA dient een cliënt altijd met spoed te worden vervoerd naar het ziekenhuis
A
JA
B
NEE

Slide 30 - Quiz

Neurogene shock is een absoluut te kort aan volume
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Een sub-arachnoidale bloeding kan met medicatie worden opgeheven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Een brandwond moet minimaal 30 minuten worden gekoeld
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Een brandwond dek je af met:
A
Gaas
B
Alufolie
C
Keukenfolie
D
Burnshield

Slide 34 - Quiz