A2 - Periode 3 - H5 Clase 4 - KHE




Qué bonito Clase 4



1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




Qué bonito Clase 4



Slide 1 - Slide

El programa 
Tres minutos: Introducción
Dos minutos: ¿Qué día es hoy? ¿Y qué mes?
Cinco  minutos: comprobar los deberes
Diez minutos: Vocabulario 5.1 a 5.3
Veinte minutos: Grammatica: 
                           - Bijvoeglijk naamwoord
                           - Aanwijzende voornaamwoorden
                           - Para
Diez minutos: Presente verbuga
Diez minutos: Evaluar + los deberes

Slide 2 - Slide

Leerdoelen van dit hoofdstuk :
- je leert praten, luisteren, lezen en schrijven over winkelen, kleding, mode, cadeaus, verjaardagen
- je leert vertellen/vragen wanneer iets is, voor wie iets is en waar iets is
- je leert het verschil in gebruik van 'hay', 'ser' en 'estar' 
- je leert de getallen t/m een miljoen
- je leert de aanwijzend voornaamwoorden
- je leert de dagen, maanden en jaren
- je leert/ herhaalt de vraagwoorden
- je leert/ herhaalt de uitspraak van de v, j, g
- je herhaalt de regelmatige ww en de onregelmatige ww
- je herhaalt de kleuren en andere bijvoeglijk naamwoorden 





Slide 3 - Slide




¿Que día(s) de la semana tenéis clases de Francés?

Slide 4 - Slide



¿Qué mes es el cumpleaños del rey de España?
El cumpleaños de Felipe VI de España es el treinta de enero

Slide 5 - Slide

Comprobar los deberes   (5 minutos)
Gezamenlijk kijken we het huiswerk na. 

Kijk goed na! 

ej. 29A op P. 21 voca
ej. 26 op P.28 voca
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Ej. 29A op P. 21

Slide 7 - Slide

Ej. 26 op P. 28

Slide 8 - Slide

Vocabulario (10 minutos)
1) Overhoor elkaar met vocabulaire 5.1 tot en met 5.3 van het NL naar Spaans.

2) Laat de ander 10 Spaanse woorden opschrijven in zijn/haar schrift.

3) daarna wissel je van taak, dus heb jij net overhoord dan ga je nu schrijven.
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Grammatica
(25 minutos)
cinco minutos:  La palabra: para
Cinco minutos: Bijvoeglijk naamwoorden
Cinco minutos:  Aanwijzende voornaamwoorden
Diez minutos: Ejercicios

Slide 10 - Slide

La palabra 'para'
¿Qué es? 
Het woordje 'para' (uitgesproken als paaraa) is een voorzetsel (TB. P.97)

¿Qué significa?
Het woordje 'para' betekent 'voor'. 

¿Cómo la usamos?
Het wordt gebruikt zoals aangegeven in je tekstboek op pagina 68. 

Mí, ti, él/ella/usted, nosotros, vosotros, ellos/ellas/ustedes o un nombre


Slide 11 - Slide

Repaso: bijvoeglijk naamwoorden
TB. P. 70 
Kleuren op TB. P. 71

Slide 12 - Slide

Repaso: Aanwijzende voornaamwoorden

Slide 13 - Slide

Beantwoord in je schrift: 
 Welke drie regels moet je bedenken tijdens het gebruik van de aanwijzende voornaamwoorden?

Slide 14 - Slide

Manos a la obra
1) Maak opdracht 2ABC in je TB. op P. 70 
2) maak opdracht 3 in je TB. op P. 71

Eerder klaar?
Oefen de werkwoorden: estar, ser, llamarse, tener, escribir, hablar & comer in de presente op verbuga.eu

of 

Voca 5.1 t/m 5.3

Slide 15 - Slide

Los deberes
 Estudiar:
- Voca 5.1 t/m 5.4
- Ser, estar, hay
- Aanwijzende voornaamwoorden
- Bijvoeglijk naamwoorden

Hacer:
- Tb. Ej. 2 P. 70
- TB. ej. 3 P. 71

Slide 16 - Slide