Lesweek 5 (les 13, 14, 15)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wilkommen zur Deutschstunde

Stundenplanung (1)

1. Quiz + Wiederholung

2. Aufgabe

3. Wortschatz

4. Wiederholung

5. Hören

6. Analyse Formatieve Toetsen

7. Rangtelwoorden

8. Satzbau

9. Schreiben

• Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen.
• Je kunt namen, informatie over personen en bekende woorden verstaan.

dezelfde Quizizz als vorige week.

Hoeveel procent had de klas toen goed?

Laat ze hun eigen score verbeteren.

Quizizz

Übersetze das Wort und ergänze es im Satz.

1. geen - Das ist kein Junge. Das ist ein Mädchen.

2. mijn - Das ist ..... Vater (m). Er heißt Michael.

3. zijn - ..... Hobby (o) ist Tennis spielen.

4. de - ..... Kinder (mv) sind sehr nett.

5. de - ..... Mann (m) ist groß und dünn.

Notiere deine Antworten im Heft!

Was musst du machen?

An die Arbeit!

Was? Kapitel 1 Lektion 5 

--> Aufgabe 1 (Folio 3) + 2 (kombinieren) + 3 (Tekst)

Wie? Individuell

Wie lange? 10 Minuten

Fertig? Kapitel 1 Lektion 5 Aufgabe 7 + 8 + 9

Woran denkst du beim Thema ,Freundschaft'?
[Deutsch]

Was ist dir am wichtigsten in einer Freundschaft? [Beantworte auf Deutsch]

Beschreibe deinen besten Freund / deine beste Freundin OHNE den Namen zu nennen! [Charakter/ Aussehen]

Met Na klar! leren voor je toets

Gebruik woordtrainer!

Gebruik Test Jezelf voor de leerdoelen.

An die Arbeit!

Kapitel 1 Lektion 5 af  (opgave 1-6+ 10-12)

Kapitel 1 Lektion 6 opgave 1-3

Tip: Bekijk jouw handboek voor de grammatica-overzichten.

Volgende week tijdens les 3 SO Wortschatz und Grammatik K1

Wilkommen zur Deutschstunde

Stundenplanung (2)

1. Wiederholung bezittelijke voornaamwoorden

2. Aufgabe

3. Wiederholung

4. Hören

5. Analyse Formatieve Toetsen

6. Rangtelwoorden

7. Satzbau

9. Schreiben

• Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen.
• Je kunt namen, informatie over personen en bekende woorden verstaan.

Was passt zusammen? Ordne zu

eine Lösung finden

immer für jemanden da sein. 

alles teilen

über alles reden können

immer die Wahrheit sagen

Freunde sind ehrlich. 

Freunde sind wie Familie.

Freunde sind Ansprechpartner.

Freunde helfen in der Not. 

Freunde sind immer an deiner Seite. 

Erstmal hören

Aufgabe!

Beantworte Aufgabe 4.

Hör das Fragent nochmal.

Aufgabe!

Beantworte Aufgabe 5.

Rangtelwoorden

1e

2e

3e

1.

2.

3.

0

Rangtelwoorden

1 tot en met 19  krijgen altijd de uitgang -te

20 en hoger krijgen altijd de uitgang -ste 

Het rangtelwoord gebruik je vaak bij datums. Am (op) + rangtelwoord (+n) + maand

am Dienstag

am Samstag

im September

im Mai

vierte Person von Links

zweite Person von Rechts

erste Person von Links

fünfte Person von Rechts

dritte Person von Links

erste Person von Rechts

vierte Person von links

zweite Person von rechts

erste Person von links

fünfte Person von rechts

dritte Person von links

erste Person von rechts

Rangtelwoorden

der 65.

1. funfundsechszigste
2. fünfundsechszigste
3. fünfundsechzigste
4. fünfundsechzigte

Rangtelwoorden
7. - 17. - 70.

1. siebte-siebzehnte-siebzigste
2. siebente-siebenzehnte-siebzigste
3. siebste - siebzehnste-siebzichste
4. siebte-siebzehnte-siebsigste

Rangtelwoorden
Op 5 oktober

1. auf fünften Oktober
2. Am fünfte Oktober
3. Am fünften Oktober
4. am fünften oktober

Rangtelwoorden
Op 23 december

1. auf dreiundzwanzigse Dezember
2. Am dreiundzwanzigsten dezember
3. Am dreiundzwanzigste Dezember
4. Am dreiundzwanzigsten Dezember

https:

https:

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Regelmatig werkwoord 'machen'

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

Sie/sie

machen

macht

mache

macht

machen

machst

Zijn de getallen juist (richtig) of fout (falsch) gespeld?

Richtig

Falsch

fünf

sechs

sieben

zehn

achtzehn

eins

swei

swölf

zwölf

zwei

dreizhen

dreizehn

siben

sechszehn

sechzehn

Toets feedback

Evalueren...

...nog even terug naar de doelen!

De leerdoelen

Grammatica

• Ik ken de tegenwoordige tijd van de zwakke werkwoorden.
• Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in de 1ste naamval.
• Ik ken de tegenwoordige tijd van haben en sein.
• Ik ken de getallen 1 tot 100.
• Ik ken de w-vraagwoorden.
• Ik ken het bepaald en het onbepaald lidwoord (1ste naamval).

Bedenk zelf nog leerdoelen voor de Redemittel Lektion 3.
Begin met:
Ik kan ....

An die Arbeit!

Kapitel 1 Lektion 5 af  (opgave 1-6+ 10-12)

Kapitel 1 Lektion 6 opgave 1-7

Tip: Bekijk jouw handboek voor de grammatica-overzichten.

Volgende week tijdens les 3 SO Wortschatz und Grammatik K1