Examen Nederlands Spreken 3F

Nederlands - examen spreken 3F
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands - examen spreken 3F

Slide 1 - Slide

Programma van vandaag
  1. Rooster examens Nederlands

  2. Korte uitleg over het examen Nederlands Spreken 3F

  3. Doornemen van de examenopdracht Nederlands Spreken 3F

  4. Mogelijkheid om al je vragen te stellen over de examens Nederlands & examenonderdelen oefenen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Examen Nederlands spreken 3F

Slide 4 - Slide

Wat houdt het examen spreken 3F in?
  • Je geeft een mondelinge presentatie van ongeveer 7-10 minuten over een maatschappelijk onderwerp.
  • Je geeft je presentatie alleen aan mij. Ik 'speel' dus het publiek.
  • Het examen wordt op camera opgenomen i.v.m. een tweede beoordeling.
  • Je houdt je betoog zonder ondersteunende (PowerPoint)presentatie. Je mag wel een klein spiekbriefje maken als hulpmiddel / geheugensteuntje.
  • Je mag je thuis voorbereiden op je presentatie: zoek informatie op over het onderwerp dat je kiest, bereid je  goed voor en oefen een paar keer.

Slide 5 - Slide

Opdracht voor de kandidaat
Als student van Curio ben je gevraagd een presentatie voor klasgenoten te verzorgen, waarin je je standpunt verdedigt m.b.t. een onderwerp naar keuze:


Leid je onderwerp in, benoem je standpunt en onderbouw je mening met twee argumenten. Bedenk ook een tegenargument en weerleg dit. Trek tot slot je conclusie.


Slide 6 - Slide

Je kunt kiezen uit deze stellingen
(je mag het ermee eens zijn of juist oneens)
1. Nederland moet meer vluchtelingen opnemen.
2. Bedrijven mogen geen goedkope buitenlandse arbeidskrachten meer aannemen.
3. Een aparte belasting op ongezonde producten is een goed idee.
4. Het stemrecht moet worden verlaagd naar zestien jaar.
5. Het openbaar vervoer moet gratis worden.
6. Alle werkenden moeten een gelijk uurloon ontvangen.

Slide 7 - Slide

Welke stelling spreekt je het meeste aan?
(geen definitieve keuze: je mag later nog veranderen)
Nederland moet meer vluchtelingen opnemen.
Bedrijven mogen geen goedkope buitenlandse arbeidskrachten meer aannemen.
Een aparte belasting op ongezonde producten is een goed idee.
Het stemrecht moet worden verlaagd naar zestien jaar.
Het openbaar vervoer moet gratis worden.
Alle werkenden moeten een gelijk uurloon ontvangen.

Slide 8 - Poll

Opdracht voor de kandidaat
Voorbereiding
Je mag het internet gebruiken om je voor te bereiden op je presentatie.
Je mag pen en papier gebruiken.


Tijdens de presentatie
  • Je mag gebruik maken van aantekeningen in de vorm van trefwoorden (echter geen volledig uitgeschreven zinnen).
  • Maak en houd contact met de luisteraars; lees niet voor.
  • Spreek duidelijk, niet gehaast en niet monotoon.
  • Indien je taalfouten maakt, probeer deze te herstellen.


Slide 9 - Slide

Beoordeling van het examen
>>>> Is de spreekopdracht verstaanbaar, adequaat en lang genoeg? <<<
  1. Inhoud
  2. Samenhang
  3. Afstemming op doel
  4. Afstemming op publiek
  5. Woordgebruik en woordenschat
  6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing.

Slide 10 - Slide

Inhoud
  • De kandidaat leidt het onderwerp in.
  • De kandidaat poneert de stelling.
  • De kandidaat benoemt zijn/haar standpunt.
  • De kandidaat onderbouwt zijn/haar mening met twee argumenten.
  • De kandidaat bedenkt een tegenargument en weerlegt dit.
  • De kandidaat trekt tot slot een conclusie.

Slide 11 - Slide

Samenhang
  • Maakt gebruik van middelen voor tekstcohesie (bijvoorbeeld signaal- en verbindingswoorden) om uitingen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst. Bij langere teksten kan dit nog problemen opleveren.

  • Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en volgt deze ook.

Slide 12 - Slide

Doel
Kan tijdens een spreektaak verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen) en is zich bewust van wisselingen van spreekdoel.

Slide 13 - Slide

Publiek
  • Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.

  • Kan spontaan afwijken van een voorbereidende tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek worden aangedragen.

Slide 14 - Slide

Woordgebruik en woordenschat
  • Beschikt over een goede woordenschat.

  • Kan variëren in de formulering.

  • Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor.

Slide 15 - Slide

Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
  • Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.

  • Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam en worden meestal direct verbeterd.

  • Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Hoe kun je je zelfstandig voorbereiden op de examens?
  • Op It's Learning vind je allerlei oefenexamens en links naar extra oefenmateriaal en video's met uitleg.

  • Oefen het examen lezen & luisteren op Facet of via de Examensprint van Nu Nederlands online



Slide 18 - Slide

Welk examenonderdeel wil je nu
gaan oefenen / voorbereiden?
Schrijven
Lezen, kijken & luisteren
Spreken
Gesprekken

Slide 19 - Poll

Welke vragen heb je nog over de examens Nederlands?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide