Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Verwijswoorden

1. Typ het verkeerde verwijswoord in.
2. Typ dan een streepje. Bijv.: die - dat
3. Daarnaast typ je de verbetering.

Voorbeeld:

Het is wel de waarheid en dat komt altijd boven water!

Antwerpen heeft haar haven uitgebreid.

Het team heeft haar tactiek gewijzigd.

De regering heeft niet goed geluisterd naar zijn burgers.

In het voorstel die hij deed, stonden nog veel onduidelijkheden.

Jan gaf een bos bloemen aan zijn vriendin, waaraan hij veel te danken had.

Toen we de televisie hadden aangesloten, bleek het een onscherp beeld te geven.

Verwijswoorden

Kies uit: 

dat / wat

Het eerste dat/wat me te binnen schiet, is dat ik haar naam vergeten ben.

1. dat
2. wat

Er is niets dat/wat mij daarvan kan weerhouden.

1. dat
2. wat

Het tijdschrift dat/wat ik nu aan het lezen ben, heb ik gisteren gekocht.

1. dat
2. wat

Hij besloot te vertrekken, dat/wat we niet verwacht hadden.

1. dat
2. wat

Dat is nu precies dat/wat me absoluut niet bevalt aan onze relatie

1. dat
2. wat

Het enige dat/wat ik kon doen, was toekijken.

1. dat
2. wat

Verwijswoorden

Kies uit: 

hen / hun

Mama gaat naar oma en opa en neemt voor hen/hun iets lekkers mee.

1. hen
2. hun

Ik ga nu aan hen/hun vertellen dat ik niet meega naar de bioscoop.

1. hen
2. hun

Ik heb hen/hun gezegd, dat ik het een misselijke streek vind.

1. hen
2. hun

Mijn vader zal hen/hun wel even met zijn auto naar huis brengen.

1. hen
2. hun