HV1 UNITE 5

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Het bijvoeglijk naamwoord

hoort bij een ZN

Par exemple

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	petit	petit e
meervoud	petit s	petit es

DONC ..

mannelijk enkelvoud = -

mannelijk meervoud = +s

vrouwelijk enkelvoud = +e

vrouwelijk meervoud = +es

Let op! 

als de laatste letter = - e  of -s

Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.

Un garçon français.          -->           Deux garçons français.

• Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.
• Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

3 echte Uitzonderingen

m. ev.	m. mv.	v. ev.	v. mv.
beau	beaux	belle	belles
nouveau	nouveaux	nouvelle	nouvelles
vieux	vieux	vieille	vieilles

Een bijvoeglijk naamwoord dat bij een vrouwelijk woord hoort, krijgt 'n extra ...

1. e
2. s
3. es
4. niks

Mannelijk meervoud krijgt ..

1. e
2. s
3. es
4. niks

Kies de juiste vorm:

Elle porte une robe ____

1. rouge
2. rougee
3. rouges

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.

1. grand
2. grande
3. grands
4. grandes

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats ___ .

1. noirs
2. noir
3. noire

Kies de juiste vorm:

La fille est ____

1. hollandais
2. hollandaise
3. holandaiss
4. holandaises

WEET JE OOK NOG WELKE BIJVOEGLIJK NAAMWOORDEN(BN) VÓÓR EN WELKE ACHTER HUN ZELFSTANDIGNAAWOORD (ZN) STAAN?

.

Wat betekent

la robe

1. de rok
2. het haar
3. de stropdas
4. de jurk

la chemise

1. de vrijheid
2. het overhemd
3. schrijven
4. dood

Il met une chemise...

1. blanc
2. blanche
3. blancs
4. blanches

La chemise est .............

1. gris
2. grise
3. griss
4. grises

des couleurs

1. noir, rouge, bleu
2. en tissu, en plastique
3. grand, petit
4. rond, carré

C'est quelle couleur?

1. rouge
2. bleu
3. rose
4. violet

C'est quelle couleur?

1. orange
2. blanc
3. rose
4. rouge

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)

Les pronoms personnels

- persoonlijk voornaamwoorden.

Je

Elles

Nous

il

Tu

Elle

Vous

ils

On

Quelle couleur?

1. jaune
2. bleu
3. orange
4. vert

Quelle couleur?

1. jaune
2. bleu
3. orange
4. vert

des couleurs

1. kleren
2. kleuren

Vouloir

Willen

Vouloir

	Vouloir
Je	v eux
Tu	v eux
Il / elle / on	v eut
nous	voul ons
vous	voul ez
Ils / elles	v eulent

Wij willen

1. vous voulez
2. nous voulons
3. on veut
4. ils veulent

Hoe vraag je wat iemand wilt eten?

1. Est-ce que tu as faim ?
2. Qu'est-ce que tu veux manger ?
3. Tu veux boire quelque chose ?
4. Qu'est- ce que vous voulez boire ?

U wilt

1. vous voulez
2. nous voulons
3. on veut
4. ils veulent

zoals je wilt

1. comme tu veux
2. je dois
3. je voulais
4. je me lève

Ik wilt niets voor zijn verjaardag

1. Il ne veut rien pour son anniversaire
2. Rien ne veut pour son anniversaire

zij wilt

1. elle veux
2. elle veut
3. elle voule
4. elle veule

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

grande

grandes

grand

grands

	Mannelijk Enkelvoud	Mannelijk meervoud	Vrouwelijk enkelvoud	Vrouwelijk meervoud
Grijs	gris
Rood	rouge
oud	vieux
mooi	beau
mooi	nouveau

Vul de tabel hieronder. Het zijn onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden

gris

grise

grises

rouges

rouges

rouge

vieux

vieille

vieilles

beaux

belle

belles

nouveaux

nouvelle

nouvelles

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.

aller

va

allons

vas

allez

vont

vais

les couleurs

groen

zwart

rood

wit

roze

geel

blauw

rose

rouge

vert

jaune

blanc

noir

bleu