LES 4 - HOOFDSTUK 6 MET VERSCHILLENDE TYPEN KLANTEN OMGAAN

• Retail
• MBO
• Studiejaar 1

RETAIL & VERKOOP

HOOFDSTUK 6

MET VERSCHILLENDE TYPEN KLANTEN OMGAAN

Deze les:

• maak je in week van 4 t/m 8 mei.
• staat gelijk aan 5 lesuren BGO.
• wordt gecontroleert door je docent. Deze kan in de app precies zien wanneer je wat hebt gemaakt.

Lesdoelen:

Dit hoofdstuk gaat over

• Verschillende klantentypen.
• Het omgaan met verschillende typen klanten.
• Verwachtingen van de klant.
• De werkplek is een winkel. Bijvoorbeeld een snoepwinkel, een warenhuis of een bouowmarkt.

Terugblik

De afgelopen week heb je hoofdstuk 5 Productinformatie geven gemaakt.

We starten deze les met een korte terugblik op dit hoofdstuk.

Wat staat er allemaal op etiketten van levensmiddelen?

Waarom kun je niet met alle klanten op dezelfde manier omgaan?

Waaraan herken je een type klant?

1. zijn gedrag
2. zijn kleding
3. zijn uiterlijk
4. zijn uitstraling

Lees de situatie

Klant:

Ja, ik zei gisteren nog tegen Trudy, het weer is bijzonder goed voor de tijd van het jaar. en het blijft mooi weer hé, zag ik op het nieuws, blablablabla ..

Welk type klant is het?

Lees de situatie

Klant:

Ja, ik ben boos ja, woendend zelfs!

Wie denk je wel dat je bent?

Met die prutswinkel van je!

Welk type klant is het?

Lees de situatie

Klant:

Ik wil een telefoon, maar welke zou de beste zijn?

Welk type klant is het?

Waarom moet je een haastige klant geen uitgebreide informatie geven?

Welk type klant heeft juist wel informatie nodig?

1. de boze klant
2. de twijfelende klant
3. de praatgrage klant
4. de zelfverzekerde klant

Wat voor type klant ben jij zelf als je een nieuwe jas gaat kopen? Leg je antwoord uit.

In wat voor soort winkel verwacht de klant meer hulp en informatie? Noem twee voorbeelden.

Situatie

Jenny Bijkers kookt graag.

Ze vindt het leuk om mooie vleesgerechten te bereiden.

Vaak kiest ze iets bijzonders uit.

Ze wil dan precies weten waar het vlees vandaan komt.

En hoe ze het moet bereiden.

In welke winkel koopt Jenny het vlees? In de supermarkt of bij de slager?
Leg je antwoord uit.

Situatie

Natalia heeft 4 kleine kinderen. Als ze ondergoed voor ze koopt, is ze zo klaar. Ze weet precies de maten. En de goede kleur. Binnen 10 minuten staat ze weer buiten met een stapel hempjes en broekjes.

Waar koopt Natalia ondergoed? Bij een kindermodezaak of bij de Zeeman? Leg je antwoord uit.

Evalueren (verplicht):
Vat kort samen wat je hebt geleerd van deze les.

Heb je nog tips, vragen of verbeterpunten. Schrijf ze hier op!