,

DEF@ctO l les 03 l groep 7-8 l werkwoordspelling l tegenwoordige tijd l fase 5

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsWerkwoordspelling+1BasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Introduction

Doel: Ik ken de vormen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd als de stam eindigt op een d of t.

Instructions

Deze les wordt in groep 7 en groep 8 aangeboden.
Voor beide groepen is het herhaling. De tegenwoordige tijd is in groep 6 voor de eerste keer aangeboden.

Gezamenlijke instructie – gedifferentieerd oefenen met werkbladen en in Junior Einstein.

Werkwoorden goed spellen doe je volgens een stappenplan. [zie bijlage in LessonUp en in de lesmap].
Wijs aan welk deel van het stappenplan in de les wordt geoefend.

Dit is de tweede les over de tegenwoordige tijd. in deze les oefenen de leerlingen met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d of t.

De leerlingen maken een werkblad na de les van LessonUp.
Daarna oefenen ze online in Junior Einstein.

Instructions

Worksheets

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bezoek onze website: www.defact-o.nl
werkwoordspelling
Doel: Ik ken de vormen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd als de stam eindigt op een d of t.

Slide 2 - Slide

Bespreek het doel van deze les met de leerlingen. Wat gaan ze oefenen/leren?
Vorige week leerden we dat we denkstappen moeten zetten om werkwoorden op de juiste manier te spellen. We hebben daar een stappenplan voor. 

Slide 3 - Slide

Bespreek dit met de leerlingen.
Bekijk via het oogje het stappenplan.

Slide 4 - Slide

Dit is het hele stappenplan.
In de werkwoordspellingslessen wordt telkens een deel van het plan aangeleerd.
Bekijk via het oogje het stappenplan.

Slide 5 - Slide

Dit is het hele stappenplan.
In de werkwoordspellingslessen wordt telkens een deel van het plan aangeleerd.
In de tegenwoordige tijd hebben bijna alle werkwoorden drie vormen.
Het onderwerp bepaalt dus de vorm die je moet kiezen.
ik-vorm
gebruik je voor ik en als jij achter het werkwoord staat

kijk maar:
ik loop
loop jij?
hij-vorm 
ik-vorm + t

gebruik je voor 
jij, hij, zij, het

kijk maar:
hij loopt

wij-vorm 
hele werkwoord

gebruik je voor 
wij - jullie - zij

kijk maar:
wij lopen

Slide 6 - Slide

Geef werkwoorden en laat de leerlingen de vormen noemen die bij de tegenwoordige tijd horen van dat werkwoord.
werken - slapen - zwemmen - luisteren
We weten nog .......

Slide 7 - Slide

Laat de leerlingen wennen aan beide begrippen. 
ik-vorm = stam

Je moet extra goed opletten bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d.
Kijk maar:

worden - ik word - hij wordt

Slide 8 - Slide

Leg uit:
Je moet extra goed opletten bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d.
Kijk maar:
worden - ik word - hij wordt
Daarom moet je altijd eerst de ik-vorm opschrijven. Daarna plak je een t erachter.
Dan kan het nooit misgaan.

Slide 9 - Slide

Leer aan dat je altijd eerst de ik-vorm opschrijft en daarna de t erachter plakt. Dit voorkomt fouten in een later stadium met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d /f / s.

Wat is de stam van 'vinden'?

Slide 10 - Open question

Antwoord: vind

Wat is de hij-vorm van 'vinden'?

Slide 11 - Open question

Antwoord: vindt - let op de dt


Wat is de stam van 'landen'?

Slide 12 - Open question

Antwoord: land

Wat is de hij-vorm van 'landen'?

Slide 13 - Open question

Antwoord: landt - let op de dt

dt aan het einde  ...
komt alleen voor ...
bij de hij-vorm ...
in de tegenwoordige tijd ...
als de stam eindigt op een d

Slide 14 - Slide

Laat deze zin goed op de leerlingen inwerken. In het Nederlands eindigt geen enkel ander woord op dt.
Als ze later gaan twijfelen kan je altijd teruggrijpen naar deze zin.

Schrijf de drie vormen van de tegenwoordige tijd van: 
redden.

Slide 15 - Open question

Antwoord:

red
redt
redden
 eindigt de stam op een t
dan schrijf je bij de hij-vorm NIET een extra t 
Kijk maar:

zitten - ik zit - hij zit

Slide 16 - Slide

Leer aan dat je altijd eerst de ik-vorm opschrijft en daarna de t erachter plakt. Dit voorkomt fouten in een later stadium met werkwoorden waarvan de stam einigt op een d /f / s.

Schrijf de drie vormen van te tegenwoordige tijd van: 
zitten.

Slide 17 - Open question

Antwoord:

zit
zit
zitten

Schrijf de drie vormen van te tegenwoordige tijd van: 
praten.

Slide 18 - Open question

Antwoord:

praat
praat
praten
let op de klinkerverdubbeling in de ik-vorm
Liedjeskast dia
Zing mee met de liedjeskast!

Slide 19 - Slide

Zing mee met de liedjeskast.
Ga aan de slag met de werkbladen.

Slide 20 - Slide

Deel nu de werkbladen uit. Let op: het werkblad met de aanduiding 'start' linksboven in de hoek, is voor de volgende les om te checken of iedereen de lesstof van deze les beheerst.

Heb je de werkbladen nog niet in je bezit? Je kan de werkbladen per fase bestellen. Mail ons: info@defact-o.nl 

Heb ik het doel van deze les behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Laat de leerlingen zichzelf inscoren, vinden zij dat ze het lesdoel behaald hebben? Je kan aan de hand van de scores een kort evaluatiegesprek voeren in de klas.

Ik beoordeel deze les met het cijfer (kies een cijfer van 1-10, waarbij 10 het hoogste is).
010

Slide 22 - Poll

Laat de leerlingen de les beoordelen. Je kan eventueel nog vragen waar zij hun cijfer op baseren. Wat vonden ze goed/niet goed.
Koop ons lesmateriaal
Koop ons lesprogramma of neem contact op voor meer informatie!

Slide 23 - Slide

Voor meer informatie ga naar http://www.defact-o.nl
Tot de volgende keer
Deze les is gemaakt door DEF@ctO. Op de vermelde bronnen na, alle rechten voorbehouden aan team DEF@ctO.




Slide 24 - Slide

Bezoek onze website: