Overdrijving en ironie

Welkom bij Nederlands 3A
 
Wat gaan we doen?
  1. Voorlezen
  2. Huiswerk nakijken
  3. Woordenschat
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands 3A
 
Wat gaan we doen?
  1. Voorlezen
  2. Huiswerk nakijken
  3. Woordenschat

Slide 1 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 4 blz 128

Slide 2 - Slide

Welkom bij Nederlands 3E
 
Wat gaan we doen?
  1. Voorlezen
  2. Woordenschat

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Woordenschat H5

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

overdrijving & ironie

blz 138 GL
blz 174 BB
Maak de startopdracht

Slide 7 - Slide

Wat staat er: overdrijving en ironie
Schrijvers proberen hun teksten vaak afwisselender te maken door taaltrucjes te gebruiken. Als je deze trucjes herkent, begrijp je een tekst beter.

Slide 8 - Slide

overdrijving
De schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. 

Bijvoorbeeld:
– Het was een doodsaaie film.
– We hebben eeuwen op het station staan wachten.

Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet precies wat er staat.

Slide 9 - Slide

Overdrijving
Minke schreef met koeienletters.

Minke schreef heel groot.

Slide 10 - Slide

ironie

Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.


Het tegengestelde wordt gezegd van dat wat men bedoelt.

Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.

'Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!'



Slide 11 - Slide

ironie voorbeelden
– Het nieuwe fietsenhok is echt fantastisch!

Er is niet genoeg plaats voor alle fietsen en je stoot je hoofd tegen de bovenste rekken.

Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoji achter.

Slide 12 - Slide

Welk taalmiddel is gebruikt?
'Schiet nou toch eens op! Ik sta al uren te wachten!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 13 - Quiz

Welk taalmiddel is hier gebruikt?
'Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat!'
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 14 - Quiz

'Ik word doodmoe van dat gezeur van jou!'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 15 - Quiz

'Je klets met de oren van het hoofd!'
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 16 - Quiz

Aan de slag:
Maak opdracht 1 en 2  en 3 op blz. 175 , 176 , 177
Klaar? Maak opdracht 7 en 8 blz 179


Slide 17 - Slide

Aan de slag:
Maak opdracht 1 en 2 op blz. 138 en 139


Slide 18 - Slide