Journaal: quiz 13, 14, 15 mei 2025 (met wisbordje)

Journaal: quiz
Dinsdag 13 mei tot en met donderdag
 15 mei 2025
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Journaal: quiz
Dinsdag 13 mei tot en met donderdag
 15 mei 2025

Slide 1 - Slide

Doelen
1) Je kunt bij een onderwerp de correcte woorden noemen.
2) Je kunt bij een onderwerp een samenvatting geven van maximaal vier zinnen.
3)  Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​

Slide 2 - Slide

Samenwerken
1)   Kies een voorzitter.​
2)  Kies een leerling die de antwoorden opschrijft.​
3)  Lees mee als de docent voorleest.​
4)  Denk een halve minuut in stilte na.​
5)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.​ Kies zelf een nummer.
6)  Praat samen over het woord.
7)  Schrijf het woord op bij het goede nummer.

Slide 3 - Slide

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de isk zit.​
2)  Zorg ervoor dat alle leerlingen om de ​beurt
      een woord kunnen noemen. ​
3)  Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 4 - Slide

Wat kan de voorzitter zeggen?
.... is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
..., ben je het ermee eens?

Slide 5 - Slide

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik denk dat het goed is.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.
Ik denk dat het ….. is.​

Slide 6 - Slide

Spelregels
1)   Voor elk goed antwoord krijgt een groepje
      één punt.​
2)  Het groepje met de meeste punten heeft
      gewonnen.​

Slide 7 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen
Volgens deskundigen moeten we 1) z__ omgaan met drinkwater. We gebruiken nu 2) __ liter per 3) p__ per dag. Dat moet 4) __ liter worden. Als er niet genoeg drinkwater is, kunnen er 5) m__ genomen worden, bijvoorbeeld niet 6) s__ in de tuin, korter 7) d__ en de waterdruk 8) v__. Om drinkwater te 9) b__ zouden we vaker 10) r__ moeten gaan gebruiken.

Slide 8 - Slide

Antwoorden
Volgens deskundigen moeten we 1) zuiniger omgaan met drinkwater. We gebruiken nu 2) 120 liter per 3) persoon per dag. Dat moet 4) 100 liter worden. Als er niet genoeg drinkwater is, kunnen er 5) maatregelen genomen worden, bijvoorbeeld niet 6) sproeien in de tuin, korter 7) douchen en de waterdruk 8) verlagen. Om drinkwater te 9) besparen zouden we vaker 10) regenwater moeten gaan gebruiken.

Slide 9 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Er zijn te weinig woningen. Flexwoningen kunnen helpen om dat probleem op te lossen. Het zijn 1) __, 2) __ woningen. Ze hebben een aantal 3) __. Ze kunnen sneller 4) __ worden en ze kunnen makkelijker 5) __ worden. De afspraak is dat ze 6) __ 15 jaar blijven staan. De 7) __ kan in de 8) __ meer gewone huizen bouwen.

Slide 10 - Slide

Antwoorden
Er zijn te weinig woningen. Flexwoningen kunnen helpen om dat probleem op te lossen. Het zijn 1) eenvoudige, 2) tijdelijke woningen. Ze hebben een aantal 3) voordelen. Ze kunnen sneller 4) gebouwd worden en ze kunnen makkelijker 5) verwijderd worden. De afspraak is dat ze 6) maximaal 15 jaar blijven staan. De 7) overheid kan in de 8) tussentijd meer gewone huizen bouwen.

Slide 11 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Slide 12 - Slide

Antwoorden

Slide 13 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Slide 14 - Slide

Antwoorden

Slide 15 - Slide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 16 - Slide

Terugkijken naar de doelen
1)  Je kunt bij een onderwerp een samenvatting geven van maximaal vier zinnen.
2) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​

Opdracht
Geef een samenvatting van maximaal vier zinnen.
Denk hier eerst in stilte over na (halve minuut).

Slide 17 - Slide

Ik heb alle afleveringen van het journaal minimaal één keer bekeken.
A
nee
B
ja

Slide 18 - Quiz

Ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.
A
nee
B
ja

Slide 19 - Quiz

Ik kan bij een onderwerp een zin maken.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 20 - Quiz

Ik kan bij een onderwerp een samenvatting van maximaal vier zinnen geven.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 21 - Quiz

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 22 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het journaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz