Rekenen met procenten

REKENEN MET PROCENTEN
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2-4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

REKENEN MET PROCENTEN

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan een percentage van een getal uitrekenen.
  • Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen.
  • Je kan een verschil in procenten uitrekenen.
  • Je kan rekenen met procenten, wanneer het totaal (100%) niet bekend is.

Slide 2 - Slide

Je kan een percentage van een getal uitrekenen

Als je het percentage van een aantal
wilt weten heb je 2 woordformules:

1.  Aantal : 100 x percentage

2.  Kommagetal x aantal


Slide 3 - Slide

Je kan een percentage van een getal uitrekenen
Bijvoorbeeld:
78% van de 28 leerlingen heeft zijn/haar huiswerk gemaakt.
Hoeveel leerlingen hebben zijn/haar huiswerk gemaakt?
(Rond je uitkomst af op een heel getal.)
1.  28 / 100 x 78 = 22 leerlingen
2.  0,78 x 28 = 22 leerlingen

Slide 4 - Slide

Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen

Als je wilt weten hoeveel iets van een totaal is. Je hebt nu geen percentage, want die ga je berekenen.

Formule:
 Gevraagde aantal / geheel x 100%

Slide 5 - Slide

Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen

Bijvoorbeeld: Je inkomen is € 60,- en daarvan geef je € 14,- uit. Hoeveel procent geef je uit?

Je stelt je zelf de vraag: 1. Welk aantal vragen ze je? € 14,-
                                                    2. Welk getal is het geheel? € 60,-
  € 14 / € 60 x 100% = 23,3%

Slide 6 - Slide

Je kan een verschil in procenten uitrekenen

Als je een procentuele stijging of daling
wilt berekenen gebruik je de formule: 
 

Het verschil delen door het getal waarmee je het moet vergelijken x 100

Slide 7 - Slide

Je kan een verschil in procenten uitrekenen
Bijvoorbeeld: 
Leerlingen hadden voor het eerste proefwerk gemiddeld een 6,5 en voor het tweede proefwerk hadden ze gemiddeld een 7,3 als behaald cijfer.
Hoeveel procent is het gemiddelde cijfer gestegen?


Het verschil delen door het getal waarmee je het moet vergelijken x 100

Slide 8 - Slide

Je kan rekenen met procenten, wanneer het totaal (100%) niet bekend is.



Het kan zijn dat de 100% niet bekend is. In dat geval ga je kijken welk getal met bijbehorend percentage je wel weet. Dit zet je in een verhoudingstabel.

Slide 9 - Slide

Je kan rekenen met procenten, wanneer het totaal (100%) niet bekend is.

Bijvoorbeeld: De verkoopprijs inclusief 21% BTW van een iPad is €520,-. Hoeveel is de verkoopprijs exclusief de BTW?

In dit geval weet je niet de 100%. Want de verkoopprijs inclusief de 21% BTW is dus in totaal 121%. Met een verhoudingstabel kun je dit uitrekenen.

Slide 10 - Slide

Je typt dus in op je rekenmachine: 

520:121x100 = €429,75

Slide 11 - Slide

Sophie werkt als verpleegster in het ziekenhuis en houdt van haar baan. Maar op een dag, terwijl ze aan het werk was, gleed ze uit en brak haar arm. De dokters vertelden haar dat het herstel lang zal duren en ze zal voorlopig niet in staat zijn om te werken. Sophie heeft momenteel geen inkomen en maakt zich zorgen over hoe ze haar rekeningen gaat betalen.

1. In het jaar 2020 waren er in totaal 9,5 miljoen mensen in de beroepsbevolking en 200.000 werklozen. Bereken het werkloosheidspercentage tot op 1 decimaal. (1p)

2. In 2021 waren de totale kosten van werkloosheidsuitkeringen 6,5 miljard euro. Er waren 450.000 mensen die dat jaar een werkloosheidsuitkering kregen. Bereken de jaarlijkse kosten voor Sophie afgerond op hele euro's. (1p)

3. Mensen kunnen om verschillende redenen een uitkering aanvragen. Noem 2 redenen voor het aanvragen van een uitkering, en benoem 1 voordeel van hebben van een uitkering. (1p)

Slide 12 - Slide