3(H)V wk4 29 jan 2021 - Keuzevoorzetsels

Ga naar lessonup.app
Verwachtingen en succescriteria: 29 januari 2021
Na deze les: 
  1. Heb je de keuzevoorzetsels herhaald en
  2. Weet je (weer) wanneer je ze gebruikt (de regels)
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Ga naar lessonup.app
Verwachtingen en succescriteria: 29 januari 2021
Na deze les: 
  1. Heb je de keuzevoorzetsels herhaald en
  2. Weet je (weer) wanneer je ze gebruikt (de regels)

Slide 1 - Slide

Mondeling
  1. Bekijk de opdracht die op itslearning staat
  2. Er zijn 4 themas waar je over gaat praten in ongeveer 5 minuten: jezelf (incl hobbys, schoolvakken, enz), kleding, een foto beschrijven, het weer(bericht)
  3.  je doet het alleen
  4. Je moet je inschrijven en mag zelf kiezen welke datum, 6 per les, inschrijving is open vanaf 26 januari (Vandaag!) 15.00 tot 29 januari 16.00 uur

Slide 2 - Slide

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 3 - Slide

timer
1:00
Noem de
keuzevoorzetsels
(zijn er 9)

Slide 4 - Mind map

Welke 3 regels zijn er ook alweer voor de keuze voorzetsels?
1. 2. 3.
timer
0:30

Slide 5 - Open question

0

Slide 6 - Video

Dit zijn ze:

Slide 7 - Slide

Regel 1. DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN/Tijdsbepaling

Slide 8 - Slide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 9 - Slide

Regel 2. Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 10 - Slide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 11 - Slide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz (=trots) auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über die Geschichte (v). 
 

Slide 12 - Slide

Ezelsbruggetje:
1. Een auto met drie wielen staat stil
2. Een auto met vier wielen rijdt

Bevinden is 3e naamval. (regel 1)
Beweging is 4e naamval (regels 2)

En als het geen van beiden is? Dan de 7/2 regel! (regel 3)

Slide 13 - Slide

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 14 - Quiz

Gebruik je boek S 168/169 of je aantekeningen van november over de wisselvoorzetsels!
Gebruik ook de rijtjes op S. 169 (der groep) en S. 170 (ein groep) of je aantekeningen met de rijtjes!

Slide 15 - Slide

Welke zin is fout?
timer
1:30
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 16 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
timer
0:20
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 17 - Quiz

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
timer
0:25
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 18 - Quiz

timer
1:00
Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Wir müssen über deinem Bruder  (m) sprechen!
Der Ball rollt unter das Auto (o)
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer (o)
Ich wohne über dem Geschäft (o)
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch  (m)
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m)

Slide 19 - Drag question

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
timer
1:00
A
dem
B
den

Slide 20 - Quiz

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 21 - Quiz

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 22 - Quiz

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 23 - Quiz

Lastig?
Om verder te oefenen: op de volgende slide staat een uitlegvideo en daarna is er nog een extra opgave. 
Goed lezen!

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Unter kein.. Bedingung (v) fahre ich mit dem Auto.

Slide 28 - Open question

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 29 - Open question

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 30 - Open question

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 31 - Open question

Der Vater wartet auf d.. Ankunft (v) des Zuges.

Slide 32 - Open question

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 33 - Open question

Ich fürchte mich vor eur.. Hund (m).

Slide 34 - Open question

Viele Sportler beteiligen sich an d.. Olympischen Spielen (mv.).


Slide 35 - Open question

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 36 - Open question

Vraagwoorden
  • We kennen al: wo (waar), wie (hoe), wohin (waarheen), wieso/warum (waarom), was (wat), wer (wie)
  • Wer (wie), wordt ook vervoegd:
  • 1. wer
  • 2. wessen (van wie)
  • 3. wem
  • 4. wen
Herken je de uitgangen uit de der groep?

Slide 37 - Slide

Welke andere vraagwoorden zijn er nog? 
Kijk op S. 105, # 17
Woran = waaraan
Worunter = waaronder
--> Wat doe je dus: wo + r + voorzetsel! Als het een keuzevoorzetsel is, dan krijg je weer de vragen wo, wohin, 7/2.
Dus:
1. Woran hat der Umweltminister etwas geändert? 
Antwoord: Er hat etwas an d____ Mülltrennung (v) geändert

Slide 38 - Slide

Dus: S. 105, # 17
1. Woran hat der Umweltminister etwas geändert?
Antwoord: Er hat etwas an ____ Mülltrennung (v) geändert
A
die
B
der

Slide 39 - Quiz

En? Gehaald?
Verwachtingen en succescriteria: 29 januari 2021
Na deze les: 
  1. Heb je de keuzevoorzetsels herhaald en
  2. Weet je (weer) wanneer je ze gebruikt (de regels)

Slide 40 - Slide

Na deze les wil ik....
A
de uitleg nog een keer horen (zie ook bronnen its!)
B
meer voorbeelden krijgen
C
meer oefeningen maken
D
overgaan naar nieuwe leerstof

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

An die Arbeit!
Kapitel 3:
15, 16, 17 (S. 104/105)

Deze oefeningen maak je online of in je boek
Bij vragen chat je in Teams!

Slide 46 - Slide