Wat ga je doen? Je maakt de opdrachten van paragraaf 3.2.
Hoe ga je dit doen? Je maakt de vragen in het werkboek of op de tablet.
Wat als je er niet uit komt? Steek je hand op, dan kom ik je helpen.
Hoelang heb je de tijd? 20 minuten.
Wat moet je doen als je klaar bent? Werk alvast door aan de opdrachten van paragraaf 3.3.