les 1: werkwoordspelling pv tt

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

regels

• Begin met een lach + zeg vriendelijk gedag 
• Kauwgom in de prullenbak
• Telefoon in je tas
• Doe je jas uit
• Pak je boeken + schrift uit je tas
• De belangrijkste regel: respecteer elkaar 
• Let op: alle opgaven die je in de les al hebt gemaakt, hoef je thuis niet meer te doen (= geen huiswerk) 

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromoties Ahmad en Christine

oefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

introductie

Mevrouw Van Riessen

37 jaar oud

2 kinderen

eigen bedrijf

Week 47 (16/11 - 20/11)	- boekpromoties - werkwoordspelling pv tt + vt
Week 48 (23/11 - 27/11)	- boekpromoties - so werkwoordspelling pv tt + vt
Week 49 (30/11 - 4/12)	- boekpromoties - Woordenschat H3
Week 50 (7/12 - 11/12)	- boekpromoties - Taalverzorging H1 t/m 3 - grammatica zinsdelen (zinsdelen maken, pv, wg, ow)
Week 51 (14/12 - 18/12)	- boekpromoties - Week van de poëzie
Week 1 (4/1 - 8/1)	- Lezen H3 - Herhalen grammatica zinsdelen
Week 2 (11/1 - 15/1)	leerstof herhalen voor GPW
Week 3 (18/1 - 22/1)	GPW2: Lezen H1 t/m H3, Taalverzorging - grammatica zinsdelen H1 t/m H3

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromoties Ahmad en Christine

oefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

Boekpromotie

Lesdoel

(herhalen) regels van werkwoordspelling

tegenwoordige + verleden tijd

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromoties Ahmad en Christine

oefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

Voorbeeld

Wij lopen morgen naar school

Ik ..... (lopen) morgen naar school.

1. loop
2. loopt
3. loopd

Simon ..... (lopen) morgen naar school.

1. loop
2. loopt
3. loopd

Voorbeeld

Wij fietsen morgen naar school

Ik ..... (fietsen) morgen naar school.

1. fiets
2. fietst
3. fietste
4. fietsde

Simon ..... (fietsen) morgen naar school.

1. fiets
2. fietst
3. fietste
4. fietsde

Voorbeeld

Wij rijden morgen naar school

Ik ..... (rijden) morgen naar school.

1. rij
2. rijd
3. rijdt
4. rijt

Simon ..... (rijden) morgen naar school.

1. rij
2. rijd
3. rijdt
4. rijt

Voorbeeld

Wij vliegen morgen naar school

Ik ..... (vliegen) morgen naar school.

1. vlieg
2. vliegt
3. vliegd

Simon ..... (vliegen) morgen naar school.

1. vliegt
2. vliegd

Voorbeeld

Wij gaan morgen naar school

Ik ..... (gaan) morgen naar school.

1. ga
2. gaa
3. gaat
4. gaad

Simon ..... (gaan) morgen naar school.

1. ga
2. gaa
3. gaat
4. gaad

Voorbeeld

Wij vinden school stom

Ik ..... (vinden) school stom

1. vind
2. vindt

Simon ..... (vinden) school stom

1. vind
2. vindt

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromoties

oefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

regel?

wij: hele werkwoord

Ik: ik-vorm

Simon: ik-vorm + t

regel

wij: vliegen

Ik: vlieg

Simon: vliegt

regel

wij: vinden

Ik: vind

Simon: vindt

welke tijden ken je nog meer?

vier tijden

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromotiesoefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromoties

oefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

Les 12 november 2020

introductie mevrouw Van Riessen

boekpromoties

oefenen in LessonUp

stukje uitleg

samen (klassikaal): 2+3 op blz 85

zelf (individueel): 1

samen (tweetallen): opdracht 4

Lesdoel

(herhalen) regels van werkwoordspelling

tegenwoordige tijd

Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd?

1. stam, stam+t, stam+en
2. bij 't-ex-kofschip te of ten
3. ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
4. ge + hele ww + d of t

huiswerk

opdracht 1 en 4 blz 85

Startopdracht

Ik wordt – ik word

Dat je me naar huis vergezeld – dat je me naar huis vergezelt

Opdracht 1

hele werkwoord ik-vorm hij/zij/het

werken werk werkt

verbazen verbaast verbaast

stoppen stop stopt

worden word wordt

verven verf verft

Opdracht 2

1 ik nodig uit

2 ik stel aan

3 ik nies

4 ik val mee

5 ik was

6 ik doe mee

Opdracht 3

1 Mijn zus surft de hele avond rond op internet.

2 Vind jij het heel erg dat Hanne niet op jouw appjes reageert?

3 Een gazelle graast gemiddeld achttien uren per dag.

4 Joop verbaast zich over de onverschillige houding van zijn vriend, als hij een slecht cijfer voor Nederlands krijgt.

5 Fietst jouw broertje alleen in het donker naar huis?

6 Het spel van Ajax moet nog heel wat verbeteren.