oefentoets thema 9 + 10

quizvragen als voorbereiding op de toets 

thema 9: regeling
thema 10: zintuigen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

quizvragen als voorbereiding op de toets 

thema 9: regeling
thema 10: zintuigen

Slide 1 - Slide

uit welke delen bestaat het centrale zenuwstelsel?

Slide 2 - Open question

In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen

Slide 3 - Quiz

Een zenuw is een bundel met uitlopers van zenuwcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

welk type zenuwcel zie je hier, leg uit waaraan je dat ziet.

Slide 5 - Open question

Geef bij elke hormoonklier de naam en het hormoon die deze klier produceert
Groeihormoon
Schildklierhormoon
Adrenaline
Insuline
Glucagon
Testosteron
Oestrogeen
Hypofyse
Schildklier
Bijnier
Alvleesklier
Teelbal
Eierstok

Slide 6 - Drag question

Sleep de juiste naam bij de juiste afbeelding.
Hormoonklier
Traanklier

Slide 7 - Drag question

Wat is de functie van het ruggenmerg?
A
Bescherming
B
Beweging
C
Signalen doorgeven
D
Schokdemping

Slide 8 - Quiz

Waar liggen de cellichamen van gevoelszenuwcellen?
A
in de grijze stof van het ruggenmerg
B
in de witte stof van het ruggenmerg
C
in de zenuwknopen in het ruggenmerg
D
in de zenuwknopen vlak bij het ruggenmerg

Slide 9 - Quiz


In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.

Bij welk punt komt een impuls die ontstaat in een tastzintuig van de rechterhand aan in het ruggenmerg?

A
Bij punt 1
B
Bij punt 2
C
Bij punt 3
D
Bij punt 4

Slide 10 - Quiz

Zenuwstelsel vs. Hormoonstelsel
impulsen
hormonen
hoog
laag
kort
lang
via het bloed
via zenuwcellen

Slide 11 - Drag question

sleep de juiste namen naar de zenuwcellen
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel

Slide 12 - Drag question

Sleep de juiste betekenis naar het juiste begrip. 
Gevoelszenuwcel 
Bewegingszenuwcel 
Schakelcel 
impulsen van zintuigcel naar hersenen 
impulsen van hersenen naar spieren 
Impulsen van en naar andere zenuwcellen 

Slide 13 - Drag question

De kleine hersenen
A
Zorgen er voor dat je kunt zien
B
Zorgen voor een juiste hartslag en bloeddruk
C
Zorgen voor een juiste coördinatie
D
Zorgen voor de juiste emoties

Slide 14 - Quiz

Wat is de taak van een reflex?
A
snelle reactie op een prikkel
B
bescherming voor het lichaam op een bedreigende prikkel
C
reageren op een prikkel nadat je deze jezelf bewust bent geworden
D
vertaling van een prikkel naar een impuls

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een reflex?
A
Je steekt je hand uit als je rechtsaf gaat.
B
Je steekt je handen uit als je valt.
C
Je steekt je hand uit als begroeting
D
Je hart gaat sneller kloppen bij gevaar

Slide 16 - Quiz

Wat is een functie van de hersenstam?
A
Regelen van het hartritme
B
Spierbewegingen
C
De lichaamshouding
D
Het denken

Slide 17 - Quiz

Welk hormoon wordt er gemaakt in de schildklier?

Slide 18 - Open question

Welke hormoonklier stuurt de teelballen, eierstokken en schildklier aan om hormonen te gaan maken?

Slide 19 - Open question

Alvleesklier maakt insuline
Alvleesklier maakt glucagon

Slide 20 - Drag question

Welke zintuigcel is het gevoeligst voor een bepaalde prikkel: een zintuigcel met een lage drempelwaarde of een zintuigcel met een hoge drempelwaarde?
A
hoge drempelwaarde
B
lage drempelwaarde

Slide 21 - Quiz

Op een warme dag neem je een duik in het zwembad. Het water is koud, maar na een tijdje voel je dat niet meer.

Leg uit waardoor het water na een tijdje niet meer koud aanvoelt.

Slide 22 - Open question

sleep het zintuig naar de juiste plek
koudezintuig
smaakzintuig
gehoorzintuig
gezichtszintuig
reukzintuig

Slide 23 - Drag question

Een zintuig reageert niet altijd op een prikkel.


Aan welke twee voorwaarden moet een prikkel voldoen zodat een zintuig reageert?

Slide 24 - Open question

wat is de naam van onderdeel 4?

Slide 25 - Open question

De oogarts laat een lichtstraal op het netvlies vallen.
De lichtstraal gaat door verschillende delen.

zet de delen in de juiste volgorde.
A
lens, pupil, glasachtig lichaam, hoornvlies
B
hoornvlies, lens, pupil, glasachtig lichaam
C
lens, hoornvlies, pupil, glasachtig lichaam
D
hoornvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam

Slide 26 - Quiz

hoe heet het deel van het oog dat ervoor zorgt dat het netvlies op zijn plek blijft?
A
hoornvlies
B
lens
C
glasachtig lichaam
D
vaatvlies

Slide 27 - Quiz

bij het zien in de verte is de lens
A
plat
B
bol

Slide 28 - Quiz

bij het zien in de verte zijn de kringspieren rondom de lens
A
samengetrokken
B
ontspannen

Slide 29 - Quiz

Een dokter test de pupilreflex door met een lampje in de ogen te schijnen. De pupil verandert dan van grootte.

Trekken de kringspieren of lengtespieren op dat moment samen?
A
kringspieren
B
lengtespieren

Slide 30 - Quiz

In welk deel van het netvlies komen geen zintuigcellen voor?

Slide 31 - Open question

Welke zintuigcellen werken niet goed bij iemand die kleurenblind is?
A
kegeltjes
B
staafjes

Slide 32 - Quiz

op welk deel van je netvlies kun je het scherpst zien?

Slide 33 - Open question

Als je met het vliegtuig op reis gaat, wordt aangeraden om kauwgom te kauwen als het vliegtuig opstijgt of landt. Hierdoor gaat het trommelvlies niet bol staan. Je krijgt geen suizend geluid in je oren.

Leg uit waarom kauwgom kauwen helpt tegen het suizende geluid in je oren.

Slide 34 - Open question

hoe heet het onderdeel dat is aangeven met nummer 10?
A
gehoorgang
B
hamer
C
trommelvlies
D
slakkenhuis

Slide 35 - Quiz

wat wordt er aangeven met nummer 5?

Slide 36 - Open question