Het genotype wordt bepaald door erfelijkheid en invloeden uit het milieu.
A
juist
B
onjuist
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Het genotype wordt bepaald door erfelijkheid en invloeden uit het milieu.
A
juist
B
onjuist
Slide 1 - Quiz
Wat is waar?
A
Als je het genotype Hh hebt, krijg je het dominante fenotype.
B
Iemand met een recessief fenotype heeft twee verschillende allelen.
C
Het recessieve allel geef je aan met een hoofdletter.
D
Met een homozygoot genotype heb je twee dominante allelen.
Slide 2 - Quiz
Een koe met hoorns wordt gekruist met een heterozygote stier zonder hoorns. Wat is de dominante eigenschap?
A
Met hoorns
B
Zonder hoorns
Slide 3 - Quiz
Een bepaalde erfelijke eigenschap geeft bij poezen een zwarte of een rode vachtkleur. Uit een zwarte kat en een zwarte kater, beide heterozygoot, worden tien jonge poesjes geboren. Welke uitspraak over de jonge poesjes is juist
A
De jongen zijn allemaal rood.
B
De jongen zijn allemaal zwart.
C
Een grootste deel van de jongen is zwart en een kleiner deel is rood.
D
Een grootste deel van de jongen is rood en een kleiner deel is zwart.
Slide 4 - Quiz
Leeuwenbekjes hebben witte, roze of rode bloemen. Uit welke kruising kun je concluderen dat de bloemkleur bij deze planten een intermediair fenotype is?
A
roze bloemen x roze bloemen → rode bloemen
B
roze bloemen x witte bloemen → witte bloemen
C
witte bloemen x rode bloemen → roze bloemen
D
witte bloemen x witte bloemen → witte bloemen
Slide 5 - Quiz
Cees heeft een erfelijke aandoening. De ziekte wordt door de moeder doorgegeven. Moeders krijgen zelf de ziekte vrijwel niet. Van welk soort overerving is deze ziekte een voorbeeld?
A
Dominante overerving.
B
Recessieve overerving
C
Geslachtsgebonden dominante overerving.
D
Geslachtsgebonden recessieve overerving.
Slide 6 - Quiz
De Manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van een dominant allel. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven al voor de geboorte. Een staartloze kater bevrucht een staartloze poes. Hoe groot is de kans op een dood jong, een levend jong met een staart en een levend jong zonder staart?
A
100% 0% 0%
B
50% 25% 25%
C
25% 50% 25%
D
25% 25% 50%
Slide 7 - Quiz
Patricia en Wouter willen graag een kindje, maar in hun beide families komt de ernstige, recessieve overervende ziekte van Duchenne voor. Daarom besluiten ze om naar een centrum voor erfelijkheidsvoorlichting te gaan. Wanneer vindt het bezoek aan dit centrum plaats?
A
Voor de bevruchting.
B
In het begin van de zwangerschap.
C
Aan het eind van de zwangerschap.
D
Direct na de geboorte.
Slide 8 - Quiz
Bekijk de onderstaande stamboom. Welke mannen hebben het dominante fenotype? Noteer de nummers.
Slide 9 - Open question
Welke organismen produceerden als eerste zuurstof?
A
algen
B
cyanobacteriën
C
mossen
D
varens
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding zie je een verwantschapsschema van groepen gewervelden. Met welke diergroep delen vogels de meeste kenmerken?
Slide 11 - Open question
Organismen die op aarde geleefd hebben of nog leven, zijn:
Verbind de organismen met de juiste plek, die het eerst ontstaan zijn met plek I, die het laatst ontstaan zijn met plek V.
I
II
III
IV
V
Dinosauriërs
Mensen en andere zoogdieren
Reuzenbomen en – insecten
Cyanobacteriën
Ongewervelde waterdieren
Slide 12 - Drag question
Rianne heeft voor biologie in drie verschillende delen van haar tuin slakken geïnventariseerd. Zij lette daarbij op de kleur van de huisjes.
Welke kleur hadden de slakkenhuisjes a, b en c?
a
b
c
bruin-wit gestreept
effen lichtgroen
effen donkerbruin
Slide 13 - Drag question
Waardoor is de variatie in kleur van de slakkenhuisjes ooit ontstaan?
Slide 14 - Open question
Het ene runderras geeft veel melk, het andere ras levert goed vlees. Alle moderne runderrassen zijn door veredeling ontstaan uit het oerrund. Leg uit hoe veredeling ook kan leiden tot genetische erosie= verlies van genetische variatie.
Slide 15 - Open question
Miro en Elys praten over mutaties. Volgens Miro hebben mutaties in de lichaamscellen gevolgen voor de evolutie van soorten. Volgens Elys hebben alleen mutaties in de voortplantingscellen gevolgen voor de evolutie van soorten. Wie heeft gelijk?
A
Alleen Miro heeft gelijk.
B
Alleen Elys heeft gelijk.
C
Miro en Elys hebben beiden gelijk.
D
Miro en Elys hebben geen van beiden gelijk.
Slide 16 - Quiz
Soorten kunnen veranderen door natuurlijke selectie. Wat gebeurt er bij natuurlijke selectie?
Slide 17 - Open question
Bij welke gemeenschappelijke voorouder van de mensapen ontbrak de staart al?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 18 - Quiz
Bekijk de stamboom hiernaast over de evolutie van de mens. Is deze stamboom juist?
A
JUIST
B
ONJUIST
Slide 19 - Quiz
In 1976 werd een spectaculaire vondst gedaan in Tanzania. Daar vond de paleoantropoloog Andrew Hill een spoor van voetstappen dat in vulkanische as versteend was. Het spoor liet duidelijk zien dat drie tweebenige wezens 3,5 miljoen jaar geleden daar gepasseerd waren, vlak nadat een vulkaan een laag as had neergelegd. De as versteende en de sporen bleven bewaard. Welke mensachtige zou deze voetstappen gezet hebben?
Slide 20 - Open question
Leg uit dat de mens door de goede gezondheidszorg van tegenwoordig zijn eigen evolutie beïnvloedt.
Slide 21 - Open question
Jara en Jurrian discussiëren over schaap Dolly, het eerste schaap dat ontstond na celkerntransplantatie. Ze is ontstaan uit een eicel zonder kern, waarin de kern van een lichaamscel van een ander schaap geplaatst was. Jara zegt: 'Schaap Dolly is een genetisch gemodificeerd organisme.' Jurrian zegt: 'Schaap Dolly is een transgeen organisme.' Wie heeft of hebben gelijk?
A
Jara heeft gelijk en Jurrian heeft geen gelijk.
B
Jurrian heeft gelijk en Jara heeft geen gelijk.
C
Jurrian en Jara hebben beiden gelijk.
D
Jurrian en Jara hebben beiden geen gelijk.
Slide 22 - Quiz
In rijst zit van nature geen vitamine A. Door middel van genetische modificatie kun je dit veranderen. Hoe laat je rijst vitamine A produceren? Zet de zinnen in de juiste volgorde. I De cellen van de genetisch gemodificeerde rijst maken vitamine A. II Enzymen knippen de genen die nodig zijn voor het maken van vitamine A uit de cellen van andere soorten. III Het kogeltje wordt in de kern van rijstcellen geschoten. IV De genen voor vitamine A worden op een klein gouden kogeltje geplakt.
A
II - IV - III - I
B
IV - III - II - I
C
II - I - IV - III
D
I - II - IV - III
Slide 23 - Quiz
Hoe noem je een organisme dat een gen van een andere soort heeft gekregen?
Slide 24 - Open question
Einde: Wanneer je de toets nu sluit (kruisje rechtsonder) dan moet je daarna de toets inleveren (rechtsboven). Vergeet dit niet!