Les 13 - Inleiding renaissance

Inleiding renaissance
Literatuurgeschiedenis
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Inleiding renaissance
Literatuurgeschiedenis

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- hoe de middeleeuwen er aan het eind uitzagen; 
- hoe de renaissancedenkbeelden ontstonden. 

Slide 2 - Slide

Terugblik middeleeuwen
- In de middeleeuwen was er een feodale samenleving; 
- Karel de Grote was hierin een belangrijk figuur; 
- Alle kunst (en ook de samenleving) stond in het teken van God; 
- Rond 1100 werden mondeling overgeleverde volksverhalen op schrift gesteld; 
- Literaire genres waren ridderromans, dierenepos, liederen, legendes en het toneel. 

Slide 3 - Slide

Laatste stuiptrekkingen middeleeuwen
- Met de intrede van de verstedelijking brokkelde het feodale stelsel af; 

- Het geloof speelde een steeds minder belangrijke rol; 

- Memento Mori (Mens, gedenk te sterven) maakte plaats voor Carpe Diem (Pluk de dag!) 

Slide 4 - Slide

Italië
In de veertiende eeuw ontstaat in Italië een hang naar het verleden. Er wordt vol weemoed teruggekeken naar de tijd van het Romeinse Rijk, toen de Romeinen over de wereld heersten. 

Sleutelfiguren hierin zijn Dante Alighieri en Francesco Petrarca. 

Een nieuwe stroming ontstaat: de renaissance

 

Slide 5 - Slide

Grondslagen renaissance
In de renaissance wordt teruggegrepen naar de klassieke oudheid. De rol die de Romeinen hierin hadden werd opgepakt en voortgezet. 

Dit gebeurde in alle kunstvormen, dus ook in de literatuur. 

Niet God, maar de mens komt centraal te staan: antropocentrisme. 

Slide 6 - Slide

Geloof in de renaissance
Het Rooms-Katholieke geloof wordt steeds meer bekritiseerd. 

Gedurende de reformatie verzetten reformanten (letterlijk: hervormers) zich tegen de misstanden in de Katholieke kerk. 

Er volgt een pennestrijd tussen katholieken en reformanten, die zijn hoogtepunt kent in de 1566: de beeldenstorm. 

Slide 7 - Slide

Het humanisme (1/2)
Er wordt teruggegrepen op het humanitas-ideaal van Cicero: hij stelt dat de mens zich door taal onderscheidt van de dieren. 

De nadruk in het denken ligt bij de individuele mens. Kunstenaars gingen signeren.

Doel van het onderwijs was leerlingen verantwoordelijkheidsgevoel en beschaafd gedrag aanleren. 

Slide 8 - Slide

Het humanisme (2/2)
Iedereen moest verstandige beslissingen kunnen nemen op basis van kennis van zichzelf en kennis van de wereld.

Dit leidt tot een onderzoekende houding, waarbij alles dat voor waar wordt aangenomen onderzocht kan worden; niets is meer heilig. 

Bekende humanisten zijn Petrarka, Da Vinci, More, Galilei en Erasmus

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aan de slag
Maak nu opdracht  1 en 2 op pagina 194 

Slide 11 - Slide