taal thema 7 les 14

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Taal les 14

Tulpenvelden en bloemenvelden.

Hoge flats en lage flats.

Zij pakt haar rode pen en zij pakt haar blauwe pen.

Hij loopt door achterdeuren en hij loopt door voordeuren.

Welke inhoudswoorden ken je?

Welk woord is een werkwoord?

1. stoel
2. zeer
3. gebraden
4. prachtig

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. olifant
2. tropisch
3. wandelen
4. heel

De meester kijkt SNEL na.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Daar staat een ROOD huis.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Wat een RUSTIGE dag was dat.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. Bijwoord

De kinderen lopen zeer RUSTIG.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

De kinderen lopen ZEER rustig.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Welke zinsdelen ken je?

Zoek het gezegde:
Het paard heeft daar gelogeerd.

Zoek het onderwerp:
Aan hem geeft dat meisje een cadeau.

Zoek het lijdend voorwerp:
De fotograaf maakt mooie foto's voor hen.

Zoek het meewerkend voorwerp:
De brief geeft zij hem.

Hier moet ik extra op oefenen:

Dit ga je doen:

- Taal les 14 maken.

- woordenschat oefenen 

- basispoort taal oefenen

- extra taalboekje maken