8.3 Ongelijkheid in Brazilië

Ongelijkheid in Brazilië
1 / 29
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Ongelijkheid in Brazilië

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na deze les weet je:
* wat de ongelijkheid in Brazilie inhoudt
* wat het verschil is tussen sociale en regionale ongelijkheid
* wat favela's zijn
* wat een gated community is

Slide 2 - Slide

Brazilië ongelijkheid
inkomensongelijkheid > niet iedereen 
           profiteert van de economische groei
- Veel mensen urbaniseren.

Slide 3 - Slide

Gini-coëfficient
Sociale ongelijkheid meten we met de GINI-index. Dat cijfer ligt tussen 0 en 1.
Bij 0 is er totale gelijkheid. Bij 1 is er alleen maar ongelijkheid
De Lorenzcurve is hiervan de grafische weergave. 

Slide 4 - Slide

Ongelijkheid Brazilië
Met de Gini coefficient wordt de ongelijkheid in een land aangegeven. Het getal ligt tussen de 0 en 1. Hoe dichter de Gini Coefficient van een land bij het getal 0 ligt, hoe beter het is. Hoe dichter bij de 1, hoe meer armoede er is in een land.

Slide 5 - Slide

Regionale Ongelijkheid

Slide 6 - Slide

Regionale Ongelijkheid
  • Verschillen in welvaart en welzijn tussen gebieden.
  • Zowel in een land als in een stad.

  • Hoop: Arme mensen trekken richting rijkere gebieden.
  • Ook in rijke landen > London salaris 40% hoger dan omgeving.




Slide 7 - Slide

Regionale ongelijkheid NL
Regionale ongelijkheid Brazilië

Slide 8 - Slide

Sociale ongelijkheid
> BNP zegt iets over gemiddelde van alle inwoners in een land.

> Maar heeft iedereen evenveel?

Slide 9 - Slide

Sociale Ongelijkheid
> Nee, sommige hebben erg veel, andere bijna niets.

Slide 10 - Slide

Sociale Ongelijkheid
> Sociale ongelijkheid is dus: 

Ongelijkheid in leefomstandigheden 
(welvaart, gezondheid, woonomstandigheden), binnen een groep mensen.



Schoon drinkwater, gezondheidiszorg, onderwijs, woning, etc.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat meet je met de Gini-coëfficiënt?
A
Inkomens(on)gelijkheid
B
Economische groei
C
Export/import balans
D
Politieke stabiliteit

Slide 13 - Quiz

Hoe hoger de Gini coëfficient hoe .......
A
ongelijker
B
gelijker

Slide 14 - Quiz

Nederland heeft een ... Gini-coëfficiënt.
A
hoge
B
lage

Slide 15 - Quiz

Sociale ongelijkheid gaat over verschillen in ...
A
inkomen
B
opleidingsniveau
C
levensomstandigheden
D
werkgelegenheid

Slide 16 - Quiz

Sociale ongelijkheid is in semiperiferie landen in het algemeen groter dan in centrumlanden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschillen in neerslag over een bepaald gebied
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet

Slide 18 - Quiz

Sociale ongelijkheid is
A
Groot verschil in arm en rijk tussen mensen
B
Verschillen in afkomst
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven door elkaar
D
Verschillende bevolkingsgroepen leven gescheiden

Slide 19 - Quiz


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschil in welvaart tussen mensen.
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet

Slide 20 - Quiz

Wat is geen gevolg van globalisering?
A
De wereldhandel groeit.
B
Het is aantrekkelijk om in lagelonenlanden te produceren.
C
Je bent snel op de hoogte van wereldnieuws.
D
Westerse ideeën worden over de wereld verspreid.

Slide 21 - Quiz

De semiperiferie wordt ook wel achterblijvers genoemd.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

De sociale ongelijkheid in Brazilië is:
A
normaal
B
klein
C
groot
D
goed te hebben

Slide 23 - Quiz

Landen in de periferie
A
Exporteren vooral grondstoffen en laagwaardige industrieproducten
B
Exporteren vooral laagwaardige industrieproducten en importeren grondstoffen
C
Exporteren vooral grondstoffen en zijn afhankelijk van centrumlanden qua leningen en investeringen
D
Exporteren hoogwaardige industrieproducten en importeren grondstoffen

Slide 24 - Quiz

Globalisering
A
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld ect.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek
D
Alle bedrijven die zich bezighouden met het verlenen van diensten.

Slide 25 - Quiz

De Bric-landen behoren tot de semiperiferie.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

Wat is een kenmerk van een BRIC-land
A
Snel groeiende economie
B
Steeds groter worden primaire sector (= landbouwsector)
C
BRIC-landen zijn landen die nu het rijkst zijn.
D
Binnen een BRIC-land is er geen regionale ongelijkheid.

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de periferie landen?
A
Rijk
B
Arm

Slide 28 - Quiz

Huiswerk
Maak opdracht 2 abc, 3, 4 abce, 5 abcef en 8 
van paragraaf 8.3

Slide 29 - Slide