Introductieles Periode 1/21 - GO0E-PSD1

Your brain is a muscle, welcome to the gym.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Your brain is a muscle, welcome to the gym.

Slide 1 - Slide

Agenda komende weken
Les 1                             - 7 september         - Mindset + lezen
Les 2                            - 14 september       - Spelling + verbeteropdracht
Les 3                            - 21 september       - Uitleg presenteren + grammatica (als/dan & hen/hun/zij)
Les 4| Kirsten.         - 28 september       - Herhaling ww-spelling  
Les 5| Caressa.       - 7 oktober                - Spelling & Grammatica
Les 6| Esmay          - 14 oktober               - Spelling & Grammatica
Geen les                    - 21 oktober               - Herfstvakantie
Les 7| Youssef         - 4 november            - Nog te bepalen
Les 8| Ayoub           - 11 november           - Nog te bepalen


Slide 2 - Slide

Spreken (presentatie) 6-8 minuten - Examen 3F

Onderwerp: beroepsgerelateerd of van maatschappelijke aard


Inleiding: 
          - Introduceer jezelf
          - Jouw onderwerp 
          - Waarom is dit belangrijk voor jouw publiek? 

Midden:
          - Geef jouw informatie. 

Slot: 
          - Vat kort samen (hier kan je spelen met tijd).
          - Bedank voor het luisteren en zijn er nog vragen? 


PowerPoint.
Lees niet voor. 
Tijdsdruk.

Slide 3 - Slide

Exameneisen

1. Afstemming op doel
2. Afstemming op publiek
3. Samenhang 
4. Woordgebruik & woordenschat
5. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en        grammaticale beheersing

* Checklist presenteren

Slide 4 - Slide

Wie wil presenteren?

Slide 5 - Slide

Als, dan

Slide 6 - Slide

Die auto is duurder ...... zijn huis.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quiz

Hij leert net zoveel ... de rest van zijn klas.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quiz

Er kwam niemand anders langs ... wij.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Het gebruik van als en dan is makkelijker je denkt.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Hen/hun/zij
Voorzetsel (aan, voor, achter) & lijdend voorwerp (als iets iemand overkomt, hij ontslaat hen) = hen

Bezittelijk () & meewerkend voorwerp = hun 

aan hen = hun

Slide 11 - Slide

... lopen telkens achter mijn rug om te praten
A
Hen
B
Hun
C
Zij

Slide 12 - Quiz

Dit is ... auto die ... vorig jaar kochten.
A
Hen, hun
B
hun, hen
C
hun, zij
D
onze, wij

Slide 13 - Quiz

Ik deed dat voor ...
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 14 - Quiz

Die rare man verstopte zich achter ...
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 15 - Quiz

Ik merkte dat ... iets achterhielden
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 16 - Quiz

Ik geef ... het boek
A
hun
B
aan hen
C
zij

Slide 17 - Quiz

Ik schonk ... een kopje koffie in
A
voor hen
B
hun
C
zij

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide