Aanwijzend, vragend, onbepaald vnw hfst 5 VWO 1

Aan de slag! 
Meewerkend voorwerp
  • Maak opdracht 2, 3 en 4 in je boek op bladzijde 149.  
  • Klaar? maak een foto van je huiswerk.
  • Ga verder aan je Weebly site! 
timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Aan de slag! 
Meewerkend voorwerp
  • Maak opdracht 2, 3 en 4 in je boek op bladzijde 149.  
  • Klaar? maak een foto van je huiswerk.
  • Ga verder aan je Weebly site! 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren?

Hoe je aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden kunt herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
                                                      
                                                            Wijst een mens, dier of een ding (of iets) aan.

                                                           Aanwijzend voornaamwoorden zijn: 
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

Staat VOOR een zelfstandig naamwoord of alleen.

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Bijvoorbeeld:

Deze rode fiets vind ik mooier dan zo'n zwarte (fiets). Vind jij dat ook?

Slide 4 - Slide

Voorbeeld aanwijzende voornaamwoorden


   


 


  • Deze
  • Die
  • Dat
  • Dit
  • Zulke
  • Hetzelfde

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
  • Deze pennen koop ik bij de Hema.
  • Die leraar komt iedere dag op de fiets naar school.
  • Dat meisje staat iedere dag vroeg op.
  • Dit spelletje vind ik erg leuk om te spelen.
  • Zulke boeken lees ik in alleen in de vakantie.

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoorden
Let op:

Let op!
Woorden die een plaats of richting aangeven zijn geen aanwijzend voornaamwoorden (daar, daarheen, daarover, daarlangs)
Let op:
Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoorden als je ze kunt vervangen met dit en deze.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat zijn de aanw. vnw. in de volgende zin: 'Gisteren hoorde ik van die jongen dat het feest daar is.'

Slide 9 - Open question

Vragend voornaamwoord
???????????????

Dit zijn: wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Staan meestal aan het begin van de zin maar dat hoeft niet:

'Wie van jullie wil even een boodschap voor me doen?'
'Hij vroeg wie van ons even een boodschap voor hem wilde doen.'

Slide 10 - Slide

Vragend voornaamwoord
                                    Pas op:
                          - Wie en wat zijn geen vragend voornaamwoorden als ze                  terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.

- Woorden die vragen naar een plaats en tijd 
zijn geen vragend voornaamwoorden (waarheen, wanneer, waar,).

- Het woord 'Hoe' is geen vragend voornaamwoord!

Slide 11 - Slide

Wat zijn de vragende vnw. in de zin: 'Wat vertelde die jongen aan jou?'

Slide 12 - Open question

Wat is het vrag. vnw. in de zin:
'Vertelde die jongen nou waar het feest was?'
A
waar
B
die
C
er is er geen
D
nou

Slide 13 - Quiz

Wat is het vragend vnw, in de zin:
Lisa vroeg met wie ik morgen naar het feest ga?
A
met
B
met wie
C
wie
D
er is er geen

Slide 14 - Quiz

Het onbepaald voornaamwoord

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Het zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt. Dat kunnen personen of dingen zijn.
Onbepaalde voornaamwoorden zijn: 

(zo)iets, niets, iemand, niemand, iedereen, menigeen, het,  alles, men, wat elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, (een) zekere, een of ander(e).

Slide 15 - Slide

Het onbepaald voornaamwoord

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Kijk en luister naar de filmpjes en maak de startopdracht en opdracht 1
Bladzijde 150 en 151
Aanwijzend voornaamwoord: 2 trucjes
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Wat voor soort vnw is 'men'
A
vragend voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
het is geen voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

De jongen die daar zit, heeft net zulke schoenen als Peter.
wat voor soort vnw is 'daar'
A
vragend voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
het goede antwoord zit er niet bij

Slide 19 - Quiz

Niemand wil nog pannenkoeken.
Welk voornaamwoord is 'niemand'?

Slide 20 - Open question

Ik vind deze opdracht niet moeilijk.
welk voornaamwoord is 'deze'?
A
vragend voornaamwoord
B
het goede antwoord zit er niet bij
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

vragend voornaamwoord
onbepaald 
voornaamwoord

ieman d sommige
iets
verwijst niet naar een specifiek persoon of ding
vervangt een persoon of ding
wie
wat 
welke

Slide 22 - Drag question

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 23 - Drag question

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 24 - Drag question

Aan de slag!
Maak opdracht 2 en 4
Bladzijde 150 en 151
timer
10:00

Slide 25 - Slide

pers.vnw.
bez.vnw.
aanw.vnw.
vr.vnw.
je, haar, hij, zij
ik, me, ons
onze, uw, jouw
haar, zijn, mijn
wie, wat, welke
wat voor een
dat, die, zo'n, zulke

Slide 26 - Drag question