Woorden The Big Game lesson 2

Woorden thema 
The Big Game

Lesson 2
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Woorden thema 
The Big Game

Lesson 2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

- nieuwe woorden leren die bij het thema The Big Game horen
- oefenen met de woorden
Doel van vandaag :

- Ik weet de betekenis van minimaal 10 nieuwe woorden na deze les. 

Slide 2 - Slide

wilderness
(wilduhnus)

wildernis
This book is about getting lost in the wilderness.

(Dit boek gaat over het verdwalen in de wildernis.)

Slide 3 - Slide

traitor
(treetor)

verrader

My brother is a traitor and he will tell your secret to his friends.
(Mijn broer is een verrader en hij zal jouw geheim vertellen aan zijn vrienden.)

Slide 4 - Slide

practise
(prektis)

oefenen

We can practise speaking English in class.
(Wij kunnen Engels praten oefenen in de klas)

Slide 5 - Slide

wake up
(week up)
wakker worden

Why is it so difficult to wake up on Mondays?

(Waarom is het zo moeilijk om wakker te worden op maandag?)

Slide 6 - Slide

shoot
(sjoet)

schieten

Stand still or I’ll shoot you

(Sta stil of ik schiet op jou)


Slide 7 - Slide

deer
(deer)
hert

Oh no, we hit a deer! Stop the car!

(Oh nee, we hebben een hert aangereden! Stop de auto!)

Slide 8 - Slide

run
(ran)

weglopen/ hardlopen

Run as fast as you can, Matthew

(Ren zo snel als je kunt, Matthew)

Slide 9 - Slide

happen
(heppen)
gebeuren

What will happen in the second part of the film?

(Wat gebeurt er in het tweede deel van de film?)


Slide 10 - Slide

plane
(pleen)
vliegtuig

My plane will land at Schiphol Airport at 1 p.m

(Mijn vliegtuig landt om 13.00 uur op Schiphol Airport)


Slide 11 - Slide