Woordenschat 20 april

Hallo jij daar! Lees onderstaand!
  • Ga achterin het lokaal staan
  • Houd je spullen bij je
  • Als iedereen staat gaan we tweetallen maken.


1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hallo jij daar! Lees onderstaand!
  • Ga achterin het lokaal staan
  • Houd je spullen bij je
  • Als iedereen staat gaan we tweetallen maken.


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
Ik leer woorden die met beroepen te maken hebben.
Ik kan werkwoorden in de verleden en tegenwoordige tijd zetten.

Slide 3 - Slide

En dan nu....

Slide 4 - Slide

Beroepen
- Dat wat je doet om je geld te verdienen. 

- Bijvoorbeeld: 'metselaar van beroep zijn'

Slide 5 - Slide

Hoe kan ik achter de betekenis van woorden komen?
1. Uit de zin halen.
2. Opzoeken in woordenboek, woordenlijst, internet. 
3. Vragen (schoudermaatje, meester/juf, ouders)

Slide 6 - Slide

Tegenwoordige tijd of verleden tijd
Tegenwoordige tijd is de tijd van nu en die nog komen gaat.
Voorbeeld: Ik ga morgen hardlopen.

Verleden tijd is de tijd die geweest is.
Voorbeeld: Ik ging afgelopen zondag hardlopen.

Slide 7 - Slide

Vragen

Slide 8 - Slide

In welke tijd staat deze zin?

Ze werd gisteren verrast.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd

Slide 9 - Quiz

Zet de zin in de andere tijd.

Het plan werd gisteren verhinderd.

Slide 10 - Open question

Wat voor beroepen ken jij?

Slide 11 - Open question

Ik leer woorden die met beroepen te maken hebben.
Ik kan werkwoorden in de verleden en tegenwoordige tijd zetten.
Dat begrijp ik nog niet helemaal. Ik heb hulp nodig.
Ik begrijp het bijna. Soms heb ik nog hulp nodig.
Ik begrijp het. Maar soms maak ik nog een fout.
Ik begrijp het perfect. Ik zou het kunnen uitleggen aan anderen.

Slide 12 - Poll

Laat het zien!

Slide 13 - Slide

Welk dialect zou je beter willen leren kennen?

Slide 14 - Open question

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik leer woorden die met beroepen te maken hebben.
Ik kan werkwoorden in de verleden en tegenwoordige tijd zetten.
Dat begrijp ik nog niet helemaal. Ik heb hulp nodig.
Ik begrijp het bijna. Soms heb ik nog hulp nodig.
Ik begrijp het. Maar soms maak ik nog een fout.
Ik begrijp het perfect. Ik zou het kunnen uitleggen aan anderen.

Slide 16 - Poll

Tips / tops
Hebben  jullie vragen?


Slide 17 - Slide

voor het meedoen!

Slide 18 - Slide