4 M3 Woordenschat: woorden met meerdere betekenissen

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

DOEL

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 2 - Slide



Bekijk de fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 3 - Slide

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 4 - Quiz

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willen', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 9 - Quiz

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen (homoniemen). Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst opmaken welke betekenis wordt bedoelt.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld:

woord met meerdere betekenissen


De juryleden prijzen de winnaar:

'Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.'



Prijzen is hier niet het meervoud van prijs (hoeveel iets kost of iets wat je kunt winnen).

Prijzen is hier een werkwoord dat betekent: zeggen dat iets of iemand heel goed is (loven, roemen).

Slide 11 - Slide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 12 - Slide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 1

inleiden in een gezelschap; = introduceren: zich voorstellen

Slide 13 - Slide

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 14 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 15 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Hij wilde het huurcontract opzeggen, omdat hij het geld niet meer kon opbrengen.

_________
A
einde maken aan een afspraak
B
iets uit je hoofd opzeggen

Slide 16 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De kas van de tuinvereniging 'Voor ons genoegen' is verdwenen.

___
A
gebouw van glas waar groente en fruit worden gekweekt
B
plaats waar geld bewaard wordt

Slide 17 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Wij zijn geschrokken van de uitspraak van de rechter, die was zwaarder dan verwacht.

_________
A
manier van spreken
B
oordeel van een rechtbank

Slide 18 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Ruim vijftig deelnemers deden mee aan de minitriatlon.

______
A
met voldoende inhoud
B
meer dan

Slide 19 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 20 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De raad heeft besloten om de snelweg door het natuurgebied niet aan te leggen.

_____
A
advies geven
B
groep mensen die leiding geeft

Slide 21 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 22 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Als je bladluizen op een plant met een oplossing van warm water en groene zeep besproeit, verdwijnen ze snel.

_________
A
antwoord op een vraag
B
mengsel van twee of meer stoffen

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste woord:
De ___ van dit voetbaldrama is niet te bevatten; bij de training wordt erover nagepraat.
A
initiatief
B
omvang
C
voltooiing
D
prestatie

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste woord:
Nog steeds zijn er in Egypte ___ tegen de regering.
A
prestaties
B
betogingen
C
betogen
D
presentaties

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste woord:
Alle ___ informatie over de tentoonstelling in het museum die je nodig hebt voor je werkstuk, kun je nalezen in een boekje.
A
essentie
B
essentieel
C
essentiële
D
essenties

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste woord:
Omdat alleen de balkondeur open was, kan de politie niet ___ dat de inbreker via het balkon is binnengekomen.
A
buitensluiten
B
uitsluiten
C
uitsluitend
D
accepteren

Slide 27 - Quiz

Kies het juiste woord:
Op ___ van mijn vader gaan wij vanavond allemaal naar de nieuwste film in de bioscoop.
A
spenderen
B
voltooiing
C
initiatief
D
acceptatie

Slide 28 - Quiz

Kies het juiste woord:
___ het nou maar dat je vanavond niet naar de discotheek mag van je moeder.
A
Spendeer
B
Voltooi
C
Accepteer
D
Globaal

Slide 29 - Quiz

Kies het juiste woord:
De komende maanden kan ik niet te veel ___, want ik spaar voor mijn zomervakantie naar Kreta.
A
globaliseren
B
accepteren
C
spenderen
D
betogen

Slide 30 - Quiz

Kies het juiste woord:
Luc heeft zijn boekpresentatie goed voorbereid, dus hij hoopt dat zijn presentatie vandaag ___ en niet de volgende les.
A
aan bod komen
B
aan bod komt
C
aangeboden wordt
D
aangeboden worden

Slide 31 - Quiz

Kies het juiste woord:
Ons nieuwe huis is bijna ___, morgen worden alleen de ramen er nog ingezet.
A
voltooid
B
voltooi
C
voltooien

Slide 32 - Quiz

Kies het juiste woord:
Erika gaf een ___ verslag van haar stage in het verzorghuis; ze heeft slechts het belangrijkste verteld.
A
uitgebreid
B
uitbreiding
C
summier
D
betoog

Slide 33 - Quiz

OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden . 
Ze horen bij een ander woord. Dit woord is een synoniem, ofwel een woord met meerdere betekenissen.

Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - berooid

Antwoord: arm

Slide 34 - Slide

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 35 - Open question

Welk woord past hier bij?

koning - vrieskou

Slide 36 - Open question

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 37 - Open question

Welk woord past hier bij?

hoofdsteun - zoenen

Slide 38 - Open question

Welk woord past hier bij?

een examen niet halen - vallen, dalen

Slide 39 - Open question

Welk woord past hier bij?

adellijke personen - spitten

Slide 40 - Open question

Welk woord past hier bij?

beker - hoofd

Slide 41 - Open question

Welk woord past hier bij?

keer - eten

Slide 42 - Open question

Welk woord past hier bij?

kledingstuk - dier

Slide 43 - Open question

Welk woord past hier bij?

einde - burcht/kasteel

Slide 44 - Open question

Welk woord past hier bij?

zojuist - keurig

Slide 45 - Open question

Welk woord past hier bij?

lamp - niet zwaar

Slide 46 - Open question

GELEERD?

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 47 - Slide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 48 - Open question

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 49 - Open question

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 50 - Slide