CLASE 5VWO - QUIZ los pasados!

CLASE DE ESPAÑOL
Viernes 14 de enero - 5VWO
1 / 39
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

CLASE DE ESPAÑOL
Viernes 14 de enero - 5VWO

Slide 1 - Slide

Zet je microfoon uit.
De microfoon laat je altijd op uit staan.
Hij mag alleen aan, als je van Carmen / Kiki het woord hebt gekregen
(zonder toestemming praten = uit de Meet gezet + absent in Magister)
Heb je een vraag, klik op symbooltje hand opsteken

-Zet je microfoon uit.

-De microfoon laat je altijd op uit staan.

-Hij mag alleen aan, als je van Carmen / Kiki het woord hebt gekregen

-Heb je een vraag, klik op symbooltje hand opsteken
Afspraken online lessen google meet

Slide 2 - Slide

Plan de hoy
5 minutos Plan de hoy
10 minutos REPASAR LOS TIEMPOS DEL PASADO (lesson-up!)
5 minutos   Fin de la clase

Slide 3 - Slide

Pagina  66-67 (formas del pasado)
Pagina 79-80 (usos del pasado)

Slide 4 - Slide

Clase de jueves 21 de enero:
REPASAR LA TEORIA DE PAGINA 79-90!
(filmpje bekijken in classroom (7min( aantekeningen maken => samenvatting geven!

Ejercicios:
26 t/m 29 - Paginas 80-83 => INLEVEREN CLASSROOM! (huiswerk van 15 Januari voor bonus van 0.2 bij SO)

Slide 5 - Slide

INFORMACION IMPORTANTE!

18 januari S.O
Verleden tijden BLZ 66-67 +79-80 & voca B+C blz 104 -105

11 FEBRUARI
Eindtoets hoofdstuk 2

Slide 6 - Slide

QUIZ DE LOS PASADOS!
Unidad 2 - gramática C - pagina 79/80

Slide 7 - Slide

Voor gebeurtenissen in het verleden die verband houden met het heden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 8 - Quiz

Voor gewoontes of herhaalde gebeurtenissen in het verleden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van de perfecto?
A
trabajo
B
he trabajado
C
trabajé
D
estoy trabajando

Slide 10 - Quiz

Voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 11 - Quiz

Het signaalwoord "ayer" hoort bij de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord duidt NIET op een indefinido?
A
anteayer
B
en 2017
C
antes
D
el otro día

Slide 13 - Quiz

perfecto of indefinido:
Mi hermano y yo nunca ......................... pulpo en nuestra vida.
A
hemos comido
B
comimos
C
he comido
D
comí

Slide 14 - Quiz

perfecto of indefinido
Yo no ...................... (ir) al colegio ayer.
A
he ido
B
fui
C
ha ido
D
fue

Slide 15 - Quiz

perfecto of indefinido
¿Tus amigos y tú ...................... (estar) en Madrid alguna vez?
A
has estado
B
estuviste
C
habéis estado
D
estuvisteis

Slide 16 - Quiz

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos

Slide 17 - Quiz

¿Cuál de estos marcadores temporales (tijdsaanduidingen) no pertenece al imperfecto?
A
Siempre en verano....
B
En el verano del 2017....
C
Todos los veranos.....
D
Los veranos, cuando....

Slide 18 - Quiz

¿Indefinido o imperfecto?
Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste

Slide 19 - Quiz

¿pret perfecto, indefinido o imperfecto?

Cuando era joven yo (tocar) ........ la batería.
A
he tocado
B
toqué
C
tocaba

Slide 20 - Quiz

Pretérito perfecto:
ellos - escribir

Slide 21 - Open question

Pretérito perfecto:
tú - ver

Slide 22 - Open question

Pretérito perfecto:
poner - nosotros

Slide 23 - Open question

Pretérito perfecto:
yo-hablar

Slide 24 - Open question

Pretérito perfecto:
yo (escribir)

Slide 25 - Open question

Indefinido:
empezar - tú

Slide 26 - Open question

Indefinido:
ser - ellos

Slide 27 - Open question

Indefinido:
leer - él

Slide 28 - Open question

Indefinido:
escribir -vosotros

Slide 29 - Open question

Vervoeg het werkwoord HABLAR (indefinido)
yo

él
nosotros
vosotros

ellos
hablé
hablaste
habló
hablamos
hablasteis

hablaron

Slide 30 - Drag question

Indefinido:
estar - tú

Slide 31 - Open question

Sleep de zinnen naar het juiste vervoegen v/d pretérito indefinido 
comiste
nació
vivieron
comí
estudió
vivió
estudiaron
nacieron
Yo...............................(comer) patatas con carne.
Abdul............................(estudiar) para el examen de física.
Heleen.........................(vivir) en Holanda
¿Tom ...........................(comer-tú) pizza en la cena?
Melinda y Quirine........................(nacer) en Holanda
Ellas..........................(estudiar) estañol  con sus amigas.
Michelle y Estelle........................(vivir) en Holanda
Suleiman........................(nacer) el 10 de noviembre.

Slide 32 - Drag question

Imperfecto:
vosotros - ir

Slide 33 - Open question

Imperfecto:
tú-estudiar

Slide 34 - Open question

Imperfecto:
nosotros - hablar

Slide 35 - Open question

Waarvoor wordt de imperfecto gebruikt?
Personen en dingen  beschrijven.
Met de imperfecto beschrijf je het uiterlijk en geef je de leeftijd aan in de verleden tijd. 
Met de imperfecto beschrijf je ook de fysieke toestand in de verleden tijd. 
Met de imperfecto beschrijf je ook het karakter en emotionele status van een persoon in de verleden tijd. 
7) Yo no podía mover mi cuerpo.
6) El dios Quetzalcoatl sentía compasión por los hombres.
5) Yo estaba enfermo.
4) Los aztecas eran inteligentes.
3) La diosa era muy guapa.
2) Nadie sabía del secreto.
1) Juan tenía quince años.

Slide 36 - Drag question

FIN DEL QUIZ

Slide 37 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide