Lesson 4. Grammar E

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar E + exercises 
- Done? Study words in Quizlet in silence. 
- Time left? We can do GimKit! 

Lesson goal: at the end of the class you know what an adjective is and can use it in 1 sentence correctly. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar E + exercises 
- Done? Study words in Quizlet in silence. 
- Time left? We can do GimKit! 

Lesson goal: at the end of the class you know what an adjective is and can use it in 1 sentence correctly. 

Slide 1 - Slide

Homework 
Let's check: 

Theoretisch maken: 23 a & b

Havo maken: 26 a & b


Slide 2 - Slide

Wat weet je over:
bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 3 - Mind map

Adjectives
Adjective = bijvoeglijk naamwoord. 

In het Engels gebruiken we een vaste zinsvolgorde: wie/doet/wat/waar/wanneer. 
--> He watched a film on television last night

Hieraan kun je een bijvoeglijk naamwoord (adjective) toevoegen. 

Slide 4 - Slide

Adjective
--> He watched a funny film on television last night

Funny is het bijvoeglijk naamwoord. Het zegt hier iets over film --> dit is het zelfstandig naamwoord. (hier kun je de/het/een voorzetten). Een adjective staat altijd VOOR het zelfstandig naamwoord

Nog een  voorbeeld: 
They bought a lovely dress --> lovely zegt hier iets over de jurk. 

Slide 5 - Slide

Adjective and adverbs
adjective = een bijvoegelijk naamwoord. 
adverb = een bijwoord. 

Een adjective geeft meer informatie over een zelfstandignaamwoord (noun) 
Een adverb zegt iets over het werkwoord (verb) 

Slide 6 - Slide

Adjectives 
We eat salted popcorns = salted zegt in deze zin iets over de popcorn. Popcorn is zelfstandig naamwoord. 

He loves red cars = red zegt iets over de auto. Auto is een zelfstandig naamwoord. 




Slide 7 - Slide

Adjective
Een adjective komt ook na woorden als: to be, to look, to appear, to seem. 

I look amazing in my new dress.  
We are serious about our singing career.  
He seems nice in interviews. 

Slide 8 - Slide

Adverbs
Adverbs zeggen iets over hoe vaak iets gebeurd of over de manier waarop iets gebeurd. Ze zeggen dus iets over het werkwoord. 

She sings beautifully - beautifully zegt iets over het zingen. Zingen is een werkwoord. 

Slide 9 - Slide

Adverbs
Adverbs worden geplaatst voor het hoofdwerkwoord maar na vormen van to be. 
Je kunt een vaak herkennen aan -ly. 

I never watched a horror film by myself.  
We usually watch the news on the couch. 

Slide 10 - Slide

Adverbs
Een bijwoord kan ook wat zeggen over een bijvoegelijk naamwoord of een ander bijwoord

That actress is extremely beautiful.  
I went to a very bad concert yesterday.  
She sang incredibly well

Slide 11 - Slide

Do: 
Theoretisch: opdracht 30 tm 32 + 34 
HAVO: opdracht 29 tm 32 

Done? Study words in Quizlet

Slide 12 - Slide

What did you learn
today?

Slide 13 - Mind map