6.4 Klimaatverandering

Leerdoelen paragraaf 6.4
Aan het einde van de les kan/weet je:
  • wat de ijstijd is.
  • welke landschapsvormen je er zijn gevormd door de ijstijd
  • dat klimaatveranderingen altijd voorkomen, voorbeeld de ijstijd
  • kenmerken van klimaatverandering
  • twee gevolgen van klimaatverandering
  • gevolgen van klimaatveranderingen in koude en droge gebieden
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen paragraaf 6.4
Aan het einde van de les kan/weet je:
  • wat de ijstijd is.
  • welke landschapsvormen je er zijn gevormd door de ijstijd
  • dat klimaatveranderingen altijd voorkomen, voorbeeld de ijstijd
  • kenmerken van klimaatverandering
  • twee gevolgen van klimaatverandering
  • gevolgen van klimaatveranderingen in koude en droge gebieden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Klimaatverandering in Europa
  • Een klimaat meet het gemiddelde weer over een periode van 30 tot 40 jaar. 
  • Als je perioden van zo’n 30 jaar met elkaar vergelijkt, zie je verschillen in temperatuur en neerslag. 
  • Dit is klimaatverandering.

Slide 3 - Slide

IJstijden
  • IJstijd / glaciaal: koude perioden in de geschiedenis van de aarde. 
  • gemiddeld 5 ⁰C kouder 
  • er valt in de winter meer sneeuw dan in de zomer wegsmelt
  • meer weerkaatsing van zonnestralen (hoger albedo)
  • sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
  • gletsjers / ijskappen breiden zich uit 
  • IJstijd > interglaciaal > ijstijd > interglaciaal > enzovoort  

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Landijs en zeeijs
LANDIJS
Laag eeuwige sneeuw op land die tot ijs is samen-geperst.

ZEE-IJS
Bevroren zeewater.

Slide 7 - Slide

Landijs
Gletsjer

Slide 8 - Slide

  • Landijs
  • Zee-ijs
  • Drijfijs

Slide 9 - Slide

Gletsjers
  • Een gletsjer begint in een firnbekken: een verzamelplek voor sneeuw hoog in de bergen.
  • firn = korrelige sneeuw
  • Bij een vol firnbekken glijdt een ijstong richting dal.
  • firnbekken + ijstong = gletsjer 
  • Lage snelheid. 
  • Een gletsjer is voortdurend in beweging, maar lijkt stil te liggen.  
  • smelt in het dal en is er een gletsjerrivier 

Slide 10 - Slide

Gletsjer 
1. Firnbekken
2. Gletsjer
3. Gletsjerpoort
4. Zijmorenen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Glaciale landschapsvormen
  • Door de schurende werking (erosie) van gletsjers ontstaan landschappen gevormd door ijs.
  • Morene: puin dat door een gletsjer is vervoerd. zand, gruis, stenen, rotsblokken 
  • Zijmorene: puin ligt aan de zijkant naast een gletsjer
  • Middenmorene: puin dat bij 2 gletsjers samen komt
  • Eindmorene: puin meegenomen naar einde van de getsjer

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Glaciale landschapsvormen
  • Grondmorene: puin dat op de bodem van de gletsjer heeft gelegen: keileem
  • keileem: klei en stenen vermengd
  • Trogdalen door gletsjers uitgeschuurde bergdalen, zoals: U-vorm dalen
  • fjorden: bergdalen gevuld met zeewater

Slide 16 - Slide

Werkzaamheden
  • Lees de theorie van paragraaf 2.4 
  • Maak opdracht 1 t/m 6 van deze paragaaf

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

De temperatuurstijging heeft gevolgen voor de hoeveelheid landijs en voor de zeespiegel.
Poolstreken + hooggebergten: landijs smelt en periode jaarlijkse sneeuwbedekking korter.

Minder neerslag als sneeuw. gletsjers worden steeds kleiner
Klimaatverandering effect in koude gebieden

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Maak van paragraaf 6.4: 
1, 2,3, 

Gebruik de basisboek als dat in de opdracht staat

Slide 20 - Slide

Wat zie je op de foto?
A
zijmorene
B
eindmorene
C
middenmorene

Slide 21 - Quiz

Welke glaciale landschapsvorm zie je?
A
fjord
B
v-vormig dal
C
meer
D
keileem

Slide 22 - Quiz

Keileem is een voorbeeld van een
A
trogdal
B
u-vormig dal
C
fjord
D
grondmorene

Slide 23 - Quiz

Het klimaat verandert
  • In Europa zie je verschillen in het klimaat (temperatuur en neerslag): klimaatverandering.
  • De Bilt: warmer en natter neerslag = onvoorspelbaarder en heftiger
  • Gevolgen voor natuur: verschuiving groeiseizoen + nieuwe planten / dieren + verdwijnen planten / dieren

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Effect in koude gebieden
  • Arctic greening: meer vegetatie in de koude gebieden.
  • Voordelen van klimaatverandering: meer landbouwoppervlak
  • nadelen van klimaatverandering: zeespiegelstijging , landen kunnen overstromen

Slide 26 - Slide

Effect om droge gebieden
  • Middellandse Zeegebied wordt nog droger. 
  • meer verdamping: afname nuttige neerslag (neerslag dat we kunnen gebruiken na verdamping)
  • watertekorten

Slide 27 - Slide

Effect om droge gebieden
  • Verandering vegetatie: 
  • steppe naar woestijn? 
  • gevolgen landbouw met afname irrigatiewater
  • Geen landbouw meer door verwoestijning in Zuid-Europa.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Koolstofkringloop
  • Koolzuurgas / koolstofdioxide (CO₂) is voor het leven op aarde van enorm belang. 
  • zonder CO2 geen warme aarde
  • Uitwisseling van CO₂  = koolstofkringloop
  • o.a. planten en zelfs stenen nemen CO2 op

Slide 30 - Slide

Broeikaseffect

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Het broeikaseffect
  •  Zonder het natuurlijk broeikaseffect:  te koud om op aarde te leven. maar: versterkt broeikaseffect 
  • De te grote uitstoot van CO₂ komt vooral door de verbranding van: fossiele brandstoffen / energiebronnen.
    + kappen van bomen

Slide 33 - Slide

Klimaatverandering
  • Klimaatverandering is heel normaal.
  • Koude en warme periodes wisselen elkaar af. ijstijden / glacialen interglacialen 
  • Verschil met temperatuurstijgingen in het verleden: de rol van de mens. 
  • behalve het natuurlijk broeikaseffect ook het versterkte broeikaseffect 
  • gevolg: terugkoppelingen = effecten op de natuur

Slide 34 - Slide

Klimaatverandering is het weer gemeten over....
A
1 jaar
B
15 jaar
C
30 jaar
D
60 jaar

Slide 35 - Quiz

Een gletsjer beweegt
A
niet
B
wel

Slide 36 - Quiz

Gletsjer kunnen landschappen veranderen in een korte tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quiz

Zonnestralen worden verwarmt door aardoppervlak
Broeikasgassen in de dampkring
Weerkaatsing van zonnestralen
De aarde geeft warmte af aan de atmosfeer
Vastgehouden warmte

Slide 38 - Drag question

Aan de slag!
Maak van paragraaf 6.4: 
5 ,6, 7, 10, 13

Gebruik het basisboek als dat in de opdracht staat 

Slide 39 - Slide

effect in koude gebieden
effect in warme gebieden
meer planten
minder planten
minder water
meer water
meer landbouwgrond
minder landbouwgrond

Slide 40 - Drag question

zelfstandig werken
lezen paragraaf 4 klimaatverandering + B118,119,120,141,142,143
maken opdracht 1,2,6,8,9,10,11 paragraaf 4 H6
gebruik hierbij:
 leerboek blz. 104/105
werkboek blz. 116/117/118
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken

Slide 41 - Slide