Hoofdletters en punten

Hoofletters en punten.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofletters en punten.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
mevrouw hamers
A
Mevrouw hamers
B
Mevrouw Hamers

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
engels drop
A
Engels drop
B
engels drop
C
D

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
loes van loo
A
Loes van Loo
B
Loes van loo .
C
Loes Van Loo
D
loes van Loo

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
's hertogenbosch
A
's hertogenbosch.
B
's Hertogenbosch.
C
'S Hertogenbosch

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
ik ga met kerstmis naar groot- brittannië

A
Ik ga met Kerstmis naar Groot- Brittannië.
B
Ik ga met Kerstmis naar groot- Brittannië.
C
Ik ga met kerstmis naar Groot- Brittannië.
D
Ik ga met Kerstmis naar Groot- brittannië.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
op dinsdag gaan we naar de maas

A
Op dinsdag gaan we naar De Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.
C
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
D
Op dinsdag gaan we naar De maas.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

hoofdletters

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Geen hoofdletters


  • Bij namen van dagen (maandag, dinsdag, woensdag, etc.)
  • Bij namen van maanden (januari, februari, maart, etc.)
  • Bij namen van seizoenen (herfst, lente, winter, zomer)
  • Bij namen van windstreken (oost, west, zuid, noordwest, etc.)


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken.
Aan het eind van deze les kun je hoofdletters bijna altijd juist toepassen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Religieuze en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • jood
Maar heilige begrippen die bij de stroming horen wel.
  • God
  • Bijbel

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Een woord dat is afgeleid van een heilig begrip krijgt geen hoofdletter.
  • Hij ziet er goddelijk uit.
  • Er ligt een bijbel op het nachtkastje.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

3: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
Wil jij een pepsi max?
B
Wil jij een Pepsi Max?
C
Wil jij een Pepsi max?

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • De Franse Fransman spreekt Frans
  • Limburgs dialect

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed geschreven?
A
Woon jij aan de amstellaan?
B
Woon jij aan de Amstellaan?

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 41 - Slide

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 42 - Slide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.
Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Tussen de delen van een opsomming in een zin en tussen meerdere bijvoeglijke naamwoorden. (Behalve bij en/of).
Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe, mooie kopjes om het in te schenken.

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.
Als het goed is, komt Lindsey zo.

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Voor of na de naam komt dan een komma.
Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Tussen een hoofdzin en een bijzin.                    
Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.
                                                                                Let op voegwoorden: hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl

Slide 43 - Slide

This item has no instructions