5H 2223 LPM 12.3 check kennis eiwitten

1 / 26
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

check je kennis over 12.3
je test je kennis over de moleculaire bouw van eiwitten en de functie van eiwitten in het lichaam en de werking van enzymen.

Slide 2 - Slide

een eiwit is...
A
een thermoplast
B
een natuurlijke polymeer
C
een bouwsteen van DNA
D
een natuurlijke monomeer

Slide 3 - Quiz

een aminozuur is ...
A
een atoom
B
een molecuul
C
de bouwsteen van een eiwit
D
een monomeer

Slide 4 - Quiz

een eiwit
...is een natuurlijke polymeer die bestaat uit aminozuren.
De aminozuren zijn de monomeren.

Slide 5 - Slide

een juiste weergave voor de algemene structuur van een aminozuur is (meerdere opties mogelijk):
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz

de bouw van eiwitten
Aminozuren zijn monomeren. Dit zijn kleine moleculen waarin een aminogroep (-NH2) en een zuurgroep (-COOH) voorkomt.
 
De R staat voor restgroep, en deze is voor elk aminozuur anders. Deze restgroep, of functionele groep, kan bijvoorbeeld -OH groepen bevatten, of een ring.

Slide 7 - Slide

functionele groep
elk aminozuur heeft dezelfde basisstructuur en daarbij een andere functionele groep. Dit kun je vinden in Binas 67H.

Slide 8 - Slide

de reactie waardoor aminozuren een polypeptide kunnen vormen is een...
A
additie
B
condensatie
C
hydrolyse
D
substitutie

Slide 9 - Quiz

condensatie-polymerisatie





 2
aminozuren --> dipeptide                 
veel aminozuren --> polypeptide (=eiwit)

Slide 10 - Slide




Aspartaam is een zoetstof. Een molecuul aspartaam is opgebouwd uit twee aminozuren, die aan elkaar zijn gekoppeld. Eén aminozuur is ook veresterd. In de figuur is met nummers een aantal bindingen weergegeven. Geef in de volgende vraag aan welk nummer hoort bij de koppeling van de aminozuren welk nummer hoort bij de verestering.


Slide 11 - Slide

'koppeling aminozuren' is nummer....

en

'verestering' is nummer...
A
1 en 3
B
3 en 4
C
3 en 5
D
3 en 6

Slide 12 - Quiz

uitwerking
koppeling aminozuren --> peptidebinding

verestering --> esterbinding

Slide 13 - Slide

structuur van eiwitten
volgorde van aminozuren bepaalt --> primaire structuur

doordat sommige aminozuren zijgroepen bevatten die H-bruggen of s-bruggen kunnen vormen, vouwt het eiwit en ontstaat de uiteindelijke structuur.

Slide 14 - Slide

Eiwitten
wat hoort bij wat?
primaire structuur
vouwing van het eiwit
bouwstenen
immuunsysteem
waterstofbruggen en zwavelbruggen
aminozuurvolgorde
een specifieke functie
haren, nagels, spieren

Slide 15 - Drag question

rol van eiwitten in het lichaam
  • energievoorziening;
  •  bouwstof (haren, huid, tanden, nagels en spieren);
  •  vervoer van stoffen in je lichaam (hemoglobine),
  • functie bij de bloedstolling;
  • hoofdonderdeel van ons immuunsysteem







*essentiële aminozuren, kunnen we niet zelf maken, dus moeten we uit voedsel halen

Slide 16 - Slide

hydrolyse = reactie met water waarbij eiwitten afgebroken worden tot aminozuren
afbraak van eiwitten in losse aminozuren

Slide 17 - Slide

condensatie
hydrolyse
aminozuur
eiwitketen

Slide 18 - Drag question

bij reacties zoals hydrolyse zijn enzymen betrokken. Wat weet je van enzymen?
A
enzymen maken we niet zelf en moet je opeten
B
enzymen hebben een optimale pH waarbij ze werken
C
enzymen kunnen alles omzetten
D
enzymen kunnen alleen hydrolyse uitvoeren

Slide 19 - Quiz

enzymen
een enzym is een eiwit dat werkt als biokatalysator.
enzymen zijn specifiek: ze bevorderen één bepaalde reactie. 
de stof die wordt omgezet door een enzym noemen we het substraat.
enzymen werken optimaal bij een bepaalde pH (denk aan je maag!), en soms ook bij een bepaalde temperatuur (koorts!).

Slide 20 - Slide

wat
zie je in het
plaatje?
A
5 peptiden
B
5 losse monomeren
C
5 peptidebindingen
D
polypeptide

Slide 21 - Quiz

Hoe wordt de binding tussen aminozuren die een eiwit vormen genoemd?
A
peptidebinding
B
esterbinding
C
aminozuurbinding
D
condensatiebinding

Slide 22 - Quiz


A
de reactie naar links is de hydrolyse
B
de reactie naar rechts is de hydrolyse

Slide 23 - Quiz

een bepaald polypeptide bestaat uit 20.000 aminozuren.
Wat is nodig om het polypeptide volledig te hydrolyseren?
A
20.000 enzymen
B
20.000 H₂O moleculen
C
20.000 mol H₂O moleculen
D
19.999 H₂O moleculen

Slide 24 - Quiz

ik heb de leerstof rond aminozuren en eiwitten nu wel onder de knie!
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Hope that helps!!

Slide 26 - Slide