Unit 5 Past Simple

Unit 5 
Sports
1 / 59
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 59 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Unit 5 
Sports

Slide 1 - Slide

Unit 5 Past Simple

Slide 2 - Slide

Past Simple
The past simple

Slide 3 - Slide

To be 
  • I , he, she, it = was ( nl=was)
  • I was there. He was there. She was there...
  • Peter was there. Mary was there.
  • You, we, they = were (nl=waren)
  • You were there. We were there. They were there.
  • I and my sister were there. My parents were there.
  • I was not there. We were not there.
  • Was I there?
  • Were we there?

Slide 4 - Slide

be
+
-
?
I,she, he, it
was
was not
Was.......?
we, you, they
were
were not
Were.....?

Slide 5 - Slide

papier Use was/ were
(+) My friends............................ outside.
(?) ..............my friends outside?
(-)My friends.............................outside.
(+) My dog.....................outside.
(?) .............my dog outside?
(-)My dog ...........................outside.

Slide 6 - Slide

Quizvragen over Britse
en Amerikaanse sporten

Slide 7 - Slide

1. Wat is de meest beoefende en populairste sport in de Verenigde Staten?
A
Basketball
B
American Football
C
Baseball
D
Softball

Slide 8 - Quiz

2. Wanneer won Engeland voor het laatst een WK voetbal?
A
1954
B
1966
C
1982
D
1998

Slide 9 - Quiz

6. Hoeveel spelers zitten er in een team bij waterpolo?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 10 - Quiz

8. Waar of niet waar: Een rugby bal is groter en ronder dan een american football bal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

9. Bij volleybal heb je max. 3 sets per wedstrijd. Hoeveel punten moet een team halen om een set te winnen?
A
15
B
20
C
25
D
30

Slide 13 - Quiz

2. Tin bath rowing
(badkuip roeien)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

3. Cat cuddling
(kat knuffelen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 16 - Quiz

4. Bog snorkling
(modder snorkelen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

5. Caber toss
(boomstam gooien)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

7. Welly wanging
(laars werpen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

8. Cheese rolling
(kaas rollen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

(1). Heb je meer uitleg nodig?

Neem de plaats bij het raam.

(2). Heb je geen extra uitleg nodig?
Ga verder met  Ex. 10 p. 54 en daarna met Ex.11p.55 
(3). Verder met online oefenen:
lessonup:
Weektaak:
 Boek Unit 5 les 1:
Ex.3,4,5,6,7,8,9,10,11 p.50 t/m 55
Vocabulary Unit 5 les 1 p.139
Grammar  Unit 5 p.137
Online: 
Magister/leermid/Engels/Unit 5/les1/Practise more/ Voccab 1 t/m Vocab 5 / Grammar 1/ Grammar 2



timer
0:00

Slide 26 - Slide

Ex. 10 p. 54
  1. we were
  2. It was
  3. team was
  4. we weren't
  5. team was
  6. It wasn't
  7. I was
  8. The players  weren't
  9. They were 

Slide 27 - Slide

Les 1 Reading
Ex.1 p.49
1a
What are the most popular sports in the Netherlands?



Slide 28 - Slide

Reading
  • Ex. 3 p.50 :Lees de woorden op blz.139
  • Bespreek hoe jullie denken dat je Ultimate Frisbee speelt. Schrijf dan kort iets over de sport. Je mag dit in het Nederlands doen.

Slide 29 - Slide

HW check
Ex.7.8.9 p.53-54

Slide 30 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de past simple wanneer er iets in het verleden plaats vindt. Het is voorbij.

The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd.


Slide 31 - Slide

Past simple (verleden tijd)
Wanneer: Vroeger gebeurd
Hoe?: Regelmatige werkwoorden: +ed
Voorbeeld: I started working out last week

Slide 32 - Slide

Past Simple 
+
het hele werkwoord


                                      hele werkwoord + ed                                  


to walk, 
to work, 
to talk,
to want, 
to report,
to receive

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

Ex.12 p.56
  1. invented
  2. passed
  3. scored
  4. decided
  5. agreed
  6. booked
  7. climbed
  8. invited 
timer
5:00

Slide 35 - Slide

Ex.12 p.56
  1. invented
  2. passed
  3. scored
  4. decided
  5. agreed
  6. booked
  7. climbed
  8. invited 
timer
10:00
(+) ww+ed
(?) Did...ww?
(-) did not + ww.

Slide 36 - Slide

Past Simple 
+
het hele werkwoord


                                      hele werkwoord + ed                                  

?
            Did.........hele werkwoord?

-
...did not + hele werkwoord
LET OP!
to walk, 
to work, 

Slide 37 - Slide

zoek een werkwoord die je moet vervoegen

Slide 38 - Slide

Kijk of het een vraagzin of een ontkennende zin is

Slide 39 - Slide

gebruik did bij vragen en ontkennende zinnen
(+) ww+ed
(?) Did...ww?
(-) did not + ww.
timer
10:00

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video


 Boek Unit 5 les 1
Ex.3,4,5,6,7,8,9,10,11 p.50 t/m 55
Les 2-Ex.18,19,20,21 p.60-63
Vocabulary Unit 5 les 1,2 p.139
Grammar  Unit 5 p.137

Online: 
Magister/leermid/Engels/Unit 5/les1/Practise more/ Voccab 1 t/m Vocab 5 / Grammar 1/ Grammar 2/ Grammar 3



Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Past Simple
          +
werkwoord
ww+ed
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)
to work           ...worked         
Ex.12 p.56

Slide 44 - Slide

Past Simple
          +
          -
            ?
werkwoord
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)
to work           ...worked          ..didn't work    Did........work?

Slide 45 - Slide

PAST SIMPLE
PAST SIMPLE

Slide 46 - Slide

Past Simple

. Wanneer gebruik je de Past Simple?

- Hoe maak je de Past Simple?

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 47 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de past simple wanneer er iets in het verleden plaats vindt. Het is voorbij.

The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd.


Slide 48 - Slide

Past Simple
          +
werkwoord
ww+ed
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)
to work           ...worked         

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Link

Ex.12 p.56
  1. invented
  2. passed
  3. scored
  4. decided
  5. agreed
  6. booked
  7. climbed
  8. invited 
timer
5:00

Slide 51 - Slide

Ex.12 p.56

 Boek Unit 5 les 1
Ex.3,4,5,6,7,8,9,10,11 p.50 t/m 55
Les 2-Ex.18,19,20,21 p.60-63
Vocabulary Unit 5 les 1,2 p.139
Grammar  Unit 5 p.137

Online: 
Magister/leermid/Engels/Unit 5/les1/Practise more/ Voccab 1 t/m Vocab 5 / Grammar 1/ Grammar 2/ Grammar 3



Slide 52 - Slide

Slide 53 - Video

Past Simple
          +
          -
            ?
werkwoord
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)
to work           ...worked          ..didn't work    Did........work?

Slide 54 - Slide

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 55 - Slide

Past Simple
          +
          -
            ?
werkwoord
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)
to work           ...worked          ..didn't work    Did........work?

Slide 56 - Slide

Past Simple
          +
          -
            ?
werkwoord
ww+ed
didn't ww
Did...ww?
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)
    (+)    I  worked     yesterday.   
(-)  

(?)  
to work           ...worked          ..didn't work    Did........work?
Ex.22 p.63

Slide 57 - Slide

Past Simple
          +
          -
            ?
regelmatige werkwoorden
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
onregelmatige werkwoorden
2de rij
didn't + ww
Did..ww?
I (to work) worked. I didn't work. Did I work?
I (to see) saw. I didn't see. Did I see?
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk)

Slide 58 - Slide

Slide 59 - Video