HC1: DC1 Amerikaanse koloniën (filmpjes Jort)

Paragraaf 1
Amerikaanse kolonies 
(1585-1833)
Paragraaf 2
India en het Britse Rijk
(1765-1885)
Paragraaf 3
Sociaaleconomische ontwikkelingen in het thuisland
(1750-1900)
Historische Context: HET BRITSE RIJK 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1
Amerikaanse kolonies 
(1585-1833)
Paragraaf 2
India en het Britse Rijk
(1765-1885)
Paragraaf 3
Sociaaleconomische ontwikkelingen in het thuisland
(1750-1900)
Historische Context: HET BRITSE RIJK 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Alle gekleurde gebieden hebben een tijd tot het Britse Rijk behoord.

Slide 4 - Slide

DC1: Op welke manieren ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's? 
DC2: Waardoor werd India in de 19e eeuw de belangrijkste kolonie binnen het Britse Rijk?
DC3: Welke rol speelden de koloniën in sociaal-economische ontwikkelingen in Groot-Brittannië?

Slide 5 - Slide

DC 1: Amerikaanse koloniën (1585-1833) 

Slide 6 - Slide

Opdrachten
1. Bekijk 'Jort filmpjes'. 
2. Maak de bijbehorende quizvragen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

De staatsgodsdienst in Engeland
A
Katholieke Kerk
B
Lutheraanse Kerk
C
Calvinistische Kerk
D
Anglicaanse Kerk

Slide 9 - Quiz

Wat was géén motief voor de Britse kolonisten om in de 17e eeuw naar Noord-Amerika te gaan?
A
Britse kolonisten waren op zoek naar goedkope grond
B
Britse kolonisten wilden graag snel rijk worden
C
Britse kolonisten wilden wapens kopen van de indianen
D
Britse kolonisten wilden vrijheid van geloof

Slide 10 - Quiz

Waarom is 1585 als startjaar gekozen voor de historische context: Het Britse Rijk?
A
De Britten plantten toen hun vlag op Amerikaanse bodem
B
De Britten eisten Noord- Amerika op
C
Britten stichtten een kolonie in New England
D
Britten stichtten een kolonie op Roanoke Island

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Hoe keken kolonisten aan tegen Indianen?
A
Met veel respect voor hun cultuur
B
Als een barbaarse cultuur
C
Als handelspartner ze kregen wapens van indianen
D
Indienen kregen respect omdat ze ook christelijk waren.

Slide 13 - Quiz

Wat was geen reden voor de Britse kolonisten om naar Noord Amerika te gaan?
A
Te gaan werken in de slavenhandel via de WIC
B
beschikbare landbouwgrond
C
Werkgelegenheid in nijverheid
D
Vluchten om vervolging door hun geloof

Slide 14 - Quiz

Waarom waren de Pilgrim Fathers naar Amerika gekomen?
A
Avontuur
B
Geloof
C
Nieuwe producten
D
Handel

Slide 15 - Quiz

Hoe heeft de kolonie die de Pilgrim Fathers hebben gesticht?
A
North Carolina
B
Virginia
C
New England
D
Pennsylvania

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Net als in de Nederlanden gebruiken ook de Engelsen een bedrijf in hun kolonialisme. In de Nederlanden hebben we de VOC die handelt, gebieden gaat koloniseren, oorlog mag voeren en namens de Nederlandse regering mag optreden. Hoe heet het eerste Engelse bedrijf dat dit mag doen in Noord Amerika?
A
East Indian Company
B
The Virginia Company
C
De WIC
D
The Quaker Company

Slide 18 - Quiz

Maak de juist combinaties. Sleep de juiste combinatie.
Noordelijke Staten
Zuidelijke Staten
Vestigingskoloniën
plantage-economieën
New York
Virginia

Slide 19 - Drag question

Sommige Amerikaanse historici spreken over een genocide op de Indianen door de kolonisten.
Waarom vinden ze het een genocide?
A
De Britten hadden ziektes waaraan de Indianen overleden.
B
De Britten sloopten de heilige plekken van de Indianen.
C
De Britten roeiden alle dieren uit die de Indianen aten.
D
De Britten voerden veroveringsoorlogen tegen de Indianen.

Slide 20 - Quiz

Wat is een plantage- economie?
A
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van plantages.
B
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van koloniën.
C
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van slaven.
D
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van landbouw.

Slide 21 - Quiz

De trans-Atlantische slavenhandel was onderdeel van de
A
VOC
B
Handelskapitalisme
C
Driehoekshandel
D
WIC

Slide 22 - Quiz