Gewicht; les 2 - rekenen met gewichten; Route A

Les 2 - Gewicht (route A)
Rekenen met gewichten
Gewicht
Gewicht wegen en vergelijken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 2 - Gewicht (route A)
Rekenen met gewichten
Gewicht
Gewicht wegen en vergelijken

Slide 1 - Slide

Benodigdheden bij deze les:

- grote bak, gevuld met 4 kg (ongekookte) macaroni
- 3 bakjes (waar 1 kg macaroni in past)
- 1 rol boterhamzakjes
- 3 analoge en 3 digitale keukenweegschalen (eventueel meer, zodat elk 2-tal een weegschaal heeft)
Doelen
Na deze les weet ik:

- welke afkortingen gewichten hebben
- hoe ik met gewichtsmaten kan rekenen
- waarom het handig is om met gewichtsmaten te kunnen rekenen
 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Soorten weegschalen:
Welke weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Startopdracht
We verdelen dat klas in drie groepen.

Voorin de klas staat een grote bak met macaroni, 3 lege bakjes en een rol boterhamzakjes.

Elke groepje probeert (zonder weegschaal te gebruiken) 
1 pond macaroni in de bak te doen en 1 ons in het zakje.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Even checken
Controleer met de digitale en 
de analoge keukenweegschaal 
hoeveel macaroni er in je bak 
en zakje zit.

Bespreek met elkaar hoeveel 
gram macaroni je nodig hebt 
om aan een kilogram te komen.

Slide 5 - Slide

3 analoge en 3 digitale keukenweegschalen
Reken uit
Deze opdracht doe je in 2-tallen. Gebruik de kg macaroni van jouw groepje.

In een recept wat je gaat koken zie je dat je voor 
1 persoon 82 gram macaroni nodig hebt.
Jullie zitten vanavond met 5 personen aan tafel.

Pak 5 zakjes en vul elk zakje nauwkeurig met 82 gram.
Zet alle zakjes samen op de weegschaal. Hoeveel gram heb je totaal nodig?

Slide 6 - Slide

Nodig: Voor elke tweetal 5 boterhamzakjes
Vervolgopdracht
Als je voor 1 persoon 82 gram macaroni nodig hebt.
En hoeveel gram heb je nodig als je met 7 mensen bent? Of met 15?

Slide 7 - Slide

Leg het werken met verhoudingstabellen uit aan de hand van dit verhaal.

Laat ook zien dat soms een extra tussenstap (eerst 2 personen uitrekenen) handig kan zijn om bij het goede antwoord te komen.
Vandaag gaan we oefenen met het wegen van boodschappen.
Hoe heet de weegschaal die je hier ziet afgebeeld?

Slide 8 - Mind map

Juiste antwoord: winkelweegschaal
Welke dingen leg je wel op de winkelweegschaal en welke niet?
Wel
Niet

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Aan de slag
Hoeveel gram zit er in een kilogram? Bekijk het schema over gewichtsmaten (vooraan je werkboekje)!

Maak de volgende opdrachten:
Opdracht 3 t/m 6 (blz. 4 t/m 6) 

Klaar? We kijken samen na!
timer
7:00

Slide 10 - Slide

Maak voorafgaand aan het maken van de opdrachten op het whiteboard duidelijk dat er 1000 gram in 1 kilogram past.


Wat heb je geleerd?
Slepen maar!
1 ons
1 pond
1 kilogram
1000 gram
500 gram
100 gram

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Volgende lessen
We hebben weer goed geoefend!

Volgende les gaan we:

- Schatten en wegen van grotere gewichten met de personenweegschaal

Slide 12 - Slide

This item has no instructions