dinsdag 13.10.20

Mittwoch, 14.10.20
  1. Oefentoets H2 - staat klaar
  2. Nakijken Huiswerk
  3. Luisteropdrachten
  4. Zinnen oefenen - Plauderecke
  5. lesen 
1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mittwoch, 14.10.20
  1. Oefentoets H2 - staat klaar
  2. Nakijken Huiswerk
  3. Luisteropdrachten
  4. Zinnen oefenen - Plauderecke
  5. lesen 

Slide 1 - Slide

Aufgabe 3
1 Besuch 2 Einladung 3 gratuliere
4 gemütlich
5 Geschenk
6 anrufen
7 etwas
8 jemand
9 schenken
10 feiern

Slide 2 - Slide

Aufgabe 5
Frühling, Winter, Meinung, leise, fröhlich, nehmen, ziehen
lente, winter, mening, zachtjes, vrolijk, nemen, trekken

Slide 3 - Slide

Aufgabe 4
1 Eigen antwoord 2 Drachen-Festival: Demonstraties met vliegers, ook 's nachts.Schützenfest: Traditioneel feest waarbij een schutterskoning gekozen wordt.Erntedankfest: De boeren vieren de goede oogst en rijden met de trekkers door dorpen.Burgfest: Volksfeest in het teken van de Middeleeuwen.
Tag der deutschen Einheit: Feestdag om de Duitse hereniging te vieren.
Berlin leuchtet: Veel gebouwen in de stad worden spectaculair verlicht.
Oktoberfest: Volksfeest waarbij veel wordt gegeten en gedronken.
Almabtrieb: Traditie dat de koeien voor de winter naar het dal worden gehaald, waarbij festiviteiten plaatsvinden.
3 Eigen antwoord
4 Eigen antwoord

Slide 4 - Slide

Aufgabe 20
Ich heiße Fix und (1)ich habe eine kleine (2)Familie. Ich habe nämlich nur einen Zwillingsbruder und einen Onkel.
(3)Ich wohne bei meinem Zwillingsbruder Foxi. Davor
habe ich bei meinem Onkel Fax gewohnt, aber der (4)ist sehr streng.
Mein bester Freund ist Lupo. (5)Ich bin der Jüngste von uns dreien. Lupo (6)kommt oft zu Besuch. Dann besuchen wir seine Oma Eusebia und essen ihren Kühlschrank leer. (7)Mit Lupos Cousine Lupinchen (8)gehe ich gerne zu Konzerten, denn sie liebt Musik!

Slide 5 - Slide

Jetzt hören wir: 
Übung 1

Slide 6 - Slide

Luisteroefening 1

Slide 7 - Slide

Aufgabe 1 a
A
op dit moment gerade
(wij) naderen (wir) rücken an
populair beliebt
laat ons erbij lass uns [an die Torte] ran

Slide 8 - Slide

1b
Misschien schaamt ze zich voor haar saaie feestje thuis, misschien mag ze de meiden niet.
Misschien durft ze niemand uit te nodigen.

Slide 9 - Slide

1c en d
C
Omdat haar moeder het niet wil, of net als 2: Misschien schaamt ze zich voor haar saaie feestje thuis,
misschien mag ze de meiden niet. Misschien durft ze niemand uit te nodigen.

Ze vinden het meisje erg leuk. Ze willen graag taart eten.

Slide 10 - Slide

oef 2
Hören

Slide 11 - Slide

Aufgabe 2
1 A
2 A
3 B
4 B
5 B
6 A

Slide 12 - Slide

Sehen 
Übung 22

Slide 13 - Slide

Aufgabe 22
1 Verjaardag en carnaval
2 Rosenmontag
3 Met vrienden en familie. Morgane bakt een eigen taart.
4 Met vrienden en familie. Bij Sebastian krijgen de gasten een buffet.
5 Bijna het hele jaar door.

Slide 14 - Slide

Wörter 
Übung :25; 31 ; 37

Slide 15 - Slide

25
1 eigen antwoord 2 Januar  3 November  4 Mai  5 März 
6 Dezember
7 Mai
8 Juli und August
9 Oktober
10 April
11 Februar
12 Eigen antwoord, kies uit: juni of september

Slide 16 - Slide

31

Slide 17 - Slide

31

Slide 18 - Slide

Aufgabe 37

Slide 19 - Slide

A
1 Weihnachten ist immer gemütlich
2 Sie haben eine Überraschung.
3 Ich singe und tanze und bin fröhlich.
4 Wann hast du Geburtstag?

B
1 De maand maart is in de lente.
2 Wij verheugen ons altijd op Pasen.

3 Mijn oom heeft mij al gefeliciteerd.
4 Mijn grootouders zijn al 50 jaar getrouwd.

Slide 20 - Slide

Lerne jetzt:
Wörter Kapitel 3

Slide 21 - Slide

mache jetzt: 
Übung 34; 35 - Lerne die Plauderecke 

Wiederhole Grammatik 

Slide 22 - Slide

oef 15

Slide 23 - Slide

Aufgabe 15
1 A
2 A
3 B
4 B
5 B
6 A

Slide 24 - Slide

Aufgabe 15 tekst 2
                                                Prominente raten Teekesselchen Kerzenblasen
… 3 oder mehr Mitspieler              [ ]                         [x]                      [ ]
… Papier                                            [x]                         [ ]                       [ ]
… Essen                                              [ ]                         [ ]                       [x]
... Feuer                                               [ ]                        [ ]                        [x]
… Menschenkenntnis                      [x]                      [ ]                         [ ]
… einen großen Wortschatz          [ ]                       [x]                         [ ]

Slide 25 - Slide

oef 17

Slide 26 - Slide

Aufgabe 17
1 Was schenkst du deinen Eltern zu Weihnachten?
2 Ich bekomme zu meinem Geburtstag immer Blumen.
3 Wann treffen wir uns am Sonntag?
4 Maja hat gefragt, ob alles geklappt hat.
5 Ich denke, dass ich auch zur Silvesterparty kommen kann.
6 Oma überrascht uns jedes Jahr mit tollen Geschenken.
7 Nächstes Jahr feiert mein Freund seinen 16. Geburtstag.
8 Warum habt ihr uns nichts zum Geburtstag geschenkt?

Slide 27 - Slide

oef. 18

Slide 28 - Slide

Aufgabe 18
1 Kommt er auch zu deiner Geburtstagsparty?
2 Wann besuchst du deine Großeltern in Österreich mal wieder?
3 Am liebsten singe ich englische Lieder, und ich tanze gern.
4 Wie lange wohnt ihr jetzt schon in den Niederlanden?
5 Und wo habt ihr früher gewohnt?
6 Wir gratulieren unseren Eltern und wir überraschen sie mit einem Geschenk.
7 Warum sagt sie nicht, dass sie es nicht versteht?
8 Er hat gesagt, dass er es getan/gemacht hat.

Slide 29 - Slide

oef 22

Slide 30 - Slide

Aufgabe 22
1 Verjaardag en carnaval
2 Rosenmontag
3 Met vrienden en familie. Morgane bakt een eigen taart.
4 Met vrienden en familie. Bij Sebastian krijgen de gasten een buffet.
5 Bijna het hele jaar door.

Slide 31 - Slide

oef 23

Slide 32 - Slide

Aufgabe 23
1 heiße 2 grüßen 3 fleißig 4 Heißes 5 Fußballfan 6 genießt
7 Schießen 8 Großbritannien9 schließt
10 Draußen
11 Straße
12 Bußgeld
13 Spaß

Slide 33 - Slide

oef 25

Slide 34 - Slide

Aufgabe 25
1 eigen antwoord
2 Januar 3 November 4 Mai
5 März
6 Dezember
7 Mai
8 Juli und August
9 Oktober
10 April
11 Februar
12 Eigen antwoord, kies uit: juni of september

Slide 35 - Slide

oef 26

Slide 36 - Slide

Aufgabe 26
A - a
B Omdat erna in de tekst over genen wordt gesproken.

Slide 37 - Slide

Aufgabe 26
Es ist toll, wenn man Geschwister hat Es ist nicht toll, wenn man Geschwister hat nooit alleen.  samen doorsta je saaie familiefeesten
troosten je als je problemen hebt
bewaren geheimpjes Blokkeren de badkamer
Praten steeds tussendoor
Ze willen in het middelpunt staan / aandacht hebben
Je moet van alles met ze delen

Slide 38 - Slide

oef 27

Slide 39 - Slide

Aufgabe 27
1 Jan en Jana.
2 Je geringer der Altersunterschied
3 Het leeftijdsverschil tussen Jan en Jana is groot, dat betekent volgens de tekst minder ruzie.

Slide 40 - Slide

oef 28

Slide 41 - Slide

Aufgabe 28
1 B
2 A
3 A
4 B
5 A
6 A

Slide 42 - Slide

A
1 Altersunterschied das Alter der Unterschied leeftijdsverschil
2 Antwortmöglichkeiten die Antwort die Möglichkeit (en) antwoordmogelijkheden
3 Fahrkartenautomat die Fahrkarte der Automat ticketautomaat
4 Glückwunsch das Glück der Wunsch gelukwens
5 Lieblingssendung der Liebling die Sendung favoriete uitzending
6 Wochenende die Woche(n) das Ende weekeinde

B De zelfstandig naamwoorden worden verbonden door middel van een extra ‘s’ .

Slide 43 - Slide

oef 30

Slide 44 - Slide

Aufgabe 30
A
Das deutsche u wird wie das niederländische oe ausgesprochen.
B
eigen antwoord (bijv. Unterhosen, USA-Flagge …)

Slide 45 - Slide

oef 37

Slide 46 - Slide

Aufgabe 37
A
1 Weihnachten ist immer gemütlich 2 Sie haben eine Überraschung. 3 Ich singe und tanze und bin fröhlich. 4 Wann hast du Geburtstag?

B
1 De maand maart is in de lente.
2 Wij verheugen ons altijd op Pasen.

3 Mijn oom heeft mij al gefeliciteerd.
4 Mijn grootouders zijn al 50 jaar getrouwd.

Slide 47 - Slide

oef 39 en 39

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Hausaufgaben
1. Wörter und Plauderecke lernen.
2. Grammatik - wiederholen
3. Aufgaben die du in der Stunde nicht zu Ende gemacht hast, machen. 

Slide 51 - Slide