Poëzie les 2: havo 4

Poëzie les 2: beeldspraak
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Poëzie les 2: beeldspraak

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Herhaling les vrijdag soorten rijm en poëzie
Nieuwe theorie: beeldspraak 
Enquete het betoog 
Werken aan je poëzieopdracht

Donderdag: analyse deel 2 af van je gedicht

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil tussen proza en poëzie?
A
proza heeft geen rijm, poëzie wel
B
proza is langer dan poëzie
C
proza maakt minder gebruik van witregels
D
proza gaat altijd over zwaardere onderwerpen dan poëzie

Slide 6 - Quiz

Liesje leerde Lotje lopen, langs de lange Lindelaan
Het bewegende kind pakte een lepel.
Het diepe meer was niet bevroren.
Mijn broertje vindt het gaaf om gade te slaan hoe de baby slaapt
alliteratie
assonantie

Slide 7 - Drag question

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
verspringend rijm
C
gepaard rijm
D
gekruist rijm

Slide 8 - Quiz

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
gepaard rijm
D
slagrijm

Slide 9 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
gepaard rijm
D
verspringend rijm

Slide 10 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
slagrijm

Slide 11 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
slagrijm
D
verspringend rijm

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Personificatie
Een levenloos object krijgt menselijke eigenschappen.

Voorbeeld:
Het papier is geduldig.
De stoel zuchtte onder haar gewicht. 

 

Slide 16 - Slide

Metonymia
metonymia = een deel van een geheel wordt genoemd als beeld. 
Voorbeeld:
Nederland won met 3-0 van Duitsland.
Ik lust nog wel een kopje.

Slide 17 - Slide


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
gekruist rijm
D
slagrijm

Slide 18 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
gekruist rijm

Slide 19 - Quiz

'Wil dat rode truitje achter in de zaal nu eindelijk haar mond houden?'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 20 - Quiz

'Haar kamer was een zwijnenstal.'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 21 - Quiz

metafoor
metonymia
personificatie
vergelijking 
Hitler rukte razendsnel op naar de Duitse grens
Het riviertje kabbelde vriendelijk door het dal.
Je hartslag sust me in slaap.
We zullen haar uit de brand helpen.
Tijd is als lucht: je ziet het niet maar het is er wel.
Zij is tot over haar oren verliefd.
Het hele lokaal viel stil na die opmerking.

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Slide

En dan nu
Vul eerst de enquete over het betoog in (via link in chat)
Werk aan je poëzieopdracht
Lees in leesboek 3
Maak een verwerkingsopdracht. 

donderdag: analyse beeldspraak van het betoog af 

Slide 24 - Slide