Les 25/11

Vandaag
Fictie personages
Tekstverbanden

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsEnseignement Secondaire

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Vandaag
Fictie personages
Tekstverbanden

Slide 1 - Slide

Fictie - Personages  

Slide 2 - Slide

Typen
- altijd dezelfde kenmerken
- overdreven slecht, overdreven dom
Karakters
- lijkt meer op een echt mens
- goede en slechte eigenschappen
- maken keuzes en maken een ontwikkeling door.

Slide 3 - Slide


Darth Vader

Star Wars
A
Karakter
B
Type

Slide 4 - Quiz


Juffrouw Bulstronk

Mathilda
A
Karakter
B
Type

Slide 5 - Quiz


Harry Potter
A
Karakter
B
Type

Slide 6 - Quiz

Uiterlijk
Alles wat je aan de buitenkant kunt zien.

  • leeftijd, lichaamsbouw, haarkleur, kleding
  • gedrag: betrouwbaar-onbetrouwbaar, chaotisch-precies, extravert-introvert
  • relatie tot andere personages: broer-zus, minnaar-minnares, schurk-held

Slide 7 - Slide

Innerlijk
Alle gedachten en gevoelens,
juist de dingen die je niet aan de buitenkant
kunt zien. 

Door de beschrijving van het innerlijk leer je het personage kennen.
Je begrijpt zo ook het gedrag van het personage beter.

Slide 8 - Slide

Personages
  1. De hoofdpersoon is het belangrijkste personage in het verhaal.

  2. In het verhaal ook personages met kleine rollen, die noem je bijfiguren.

  3. Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, dan identificeer jij je met dat personage.

Slide 9 - Slide

Tekst 1
Beschrijf de hoofdpersoon uit tekst 1
Karakter of type?
Innerlijk?
Uiterlijk?
Wat is het perspectief?
Sympathiek of antipathiek?


Slide 10 - Slide

Bekijk het fragment
https://www.youtube.com/watch?v=ECIGIZFDjzs&t=1s
Hoe zou jij haar beschrijven als personage?
actuaquiz:
https://www.vrt.be/vrtmax/ketnet/spelletjes/d/de-actuaquiz-van-karrewiet/

Slide 11 - Slide

Ander huiswerk

Paragraaf 2.3 maken opdracht 4, 5 en 6



Slide 12 - Slide

Tekstverbanden: Uitleg
  • Een schrijver wil van een tekst één geheel maken.
  • Zinnen en alinea's worden daarom vaak aan elkaar geplakt met speciale woorden.
  • Die woorden noemen we in een leestekst signaalwoorden.
  • Met zo'n signaalwoord begint een tekstverband. Het signaalwoord bepaalt wat de schrijver met het tekstverband wil aangeven.

Slide 13 - Slide

Wat wordt bedoeld met een 'signaalwoord'?
A
Let op: Er komt iets belangrijks aan in de tekst
B
Een woord dat het belangrijkste is van de tekst.
C
Een tekstverband
D
Een woord dat aangeeft dat er een tekstverband komt.

Slide 14 - Quiz

Tekstverband? Hij is om te beginnen de aardigste jongen van de klas.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Tekstverband? Toen ik zat te lezen, was zij intussen boodschappen doen.
A
opsomming
B
uitleg
C
tijdsvolgorde

Slide 16 - Quiz

Tekstverband? Zij is heel sterk maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.
A
tegenstelling
B
tijdvolgorde
C
opsomming

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Talent
blz. 83

Slide 19 - Slide

Les 25/11

Slide 20 - Slide