Herhaling Hst 7 Zuren en basen

Oefentoets/ Herhaling Hst 7
 

Nodig: schrift, rekenmachine en binas en eventueel lesboek.

1 / 40
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefentoets/ Herhaling Hst 7
 

Nodig: schrift, rekenmachine en binas en eventueel lesboek.

Slide 1 - Slide

Keuze

Aan de slag met de testopdrachten/toepassingsopdrachten Hst 7 en Hst 8  in de exo ruimte
of 
Herhaling/ oefenen met deze lesson up







Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zure oplossing
neutrale oplossing
basische oplossing

Slide 4 - Drag question


Noteer de naam van de leerling met het juiste idee.

Slide 5 - Open question

Maak deze zin af:

Een zuur is ...

Slide 6 - Open question

Maak deze zin af:

Een basische oplossing bevat ...

Slide 7 - Open question

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 8 - Drag question

Ethaanzuur kan .... H+ ionen afstaan
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 9 - Quiz

Oxaalzuur kan .... H+ ionen afstaan
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 10 - Quiz

Sleep de formule naar de juiste naam.
chloride-ion
fosfaation
fosforzuur
zwavelzuur
acetaation
nitraation
carbonaation
sulfaation
koolzuur
salpeterzuur
azijnzuur
waterstofchloride

Slide 11 - Drag question


Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.

Je noteert zoutzuur als:
A
H3O+ (aq) + Cl-(aq)
B
H+ (aq) + Cl-(aq)
C
HCl (aq)
D
HCl (g)

Slide 12 - Quiz

Wat is er fout gegaan bij de notatie van de vergelijking over het oplossen van perchloorzuur (HClO4 (l)) in water?

HClO4 (aq)+ H2O (l)-> ClO4 (aq) + H3O (aq)

Slide 13 - Open question

Vraag 9) Sleep de formule naar de juiste naam.
hydroxide-ion
oxide-ion
ammoniak
carbonaation
waterstofcarbonaation
koolzuur
ammoniumion
natronloog
kaliloog
kalkwater
Na+ (aq) + OH-(aq)
K+ (aq) + OH-(aq)
Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

Slide 14 - Drag question

Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
A
... wordt de pH lager.
B
blijft de pH gelijk.
C
... wordt de pH hoger.

Slide 15 - Quiz

Een oplossing met pH = 2,0 wordt 10x verdund. Wat wordt de nieuwe pH?
A
pH = 0,20
B
pH = 1,0
C
pH = 3,0

Slide 16 - Quiz

De pH van een zure oplossing is 4,18.
Bereken [H3O+ (aq)] in het juiste aantal significante cijfers.

Slide 17 - Open question

In 1,00 L water wordt 4,5x10-3 mol NaOH opgelost. Bereken de pH in het juiste aantal significante cijfers.

Slide 18 - Open question

Tommy wil de pH bepalen van een oplossing. Hij mengt in 4 reageerbuizen steeds een beetje oplossing met een indicator.
Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
A
3,8 < pH < 5,5
B
3,8 < pH < 4,4
C
5,4 < pH < 5,5
D
4,4 < pH < 4,8

Slide 19 - Quiz

YESSSS!

Eerste gedeelte is klaar!






Slide 20 - Slide

 Sterk en zwak

    Slide 21 - Slide


    A
    Dat doen de moleculen van salpeterzuur die in de oplossing bewegen.
    B
    Salpeterzuur is een sterk zuur en splitst in ionen en die kunnen bewegen in de oplossing
    C
    Omdat de oplossing een hoge pH heeft
    D
    Waterstof reageert met het negatieve ion

    Slide 22 - Quiz

    Ik los 1,0 mol van een sterk zuur en 1,0 mol van een zwak zuur op in water.

    Welke oplossing geleidt de stroom het beste en waarom?

    Slide 23 - Open question

    Wat is de juiste notatie van een oplossing van salpeterzuur?

    A
    HNO3(aq)
    B
    H3O+(aq)+NO3(aq)

    Slide 24 - Quiz

    Wat is de juiste notatie van een ammoniakoplossing?



    A
    NH3(aq)
    B
    NH4+(aq)+OH(aq)

    Slide 25 - Quiz

    Wat is de juiste notatie voor een oplossing van calciumoxide?



    A
    CaO(aq)
    B
    Ca2+(aq)+O2(aq)
    C
    Ca2+(aq)+2OH(aq)

    Slide 26 - Quiz

    In een oplossing van methaanzuur stelt het volgende evenwicht zich in.

    Waar ligt het evenwicht? Zoek uit met behulp van de Kz
    A
    evenwicht ligt links
    B
    evenwicht ligt rechts

    Slide 27 - Quiz

    Welke uitspraak is waar?

    Hoe zwakker een zuur is hoe ...
    A
    ... hoger de waarde van de Kz van het zuur en hoe sterker de geconjugeerde base.
    B
    ... lager de waarde van de Kz van het zuur is en hoe sterker de geconjugeerde base.
    C
    ... hoger de waarde van de Kz van het zuur en hoe zwakker de geconjugeerde base.
    D
    ... lager de waarde van de Kz van het zuur en hoe zwakker de geconjugeerde base.

    Slide 28 - Quiz

    YESSSS!

    Weer een gedeelte afgerond..
    .






    Slide 29 - Slide

    Leerdoelen
    • Je leert om een zuurbase reactie te herkennen.
    • Je leert om zelf een zuurbase reactievergelijking op te stellen.

    Slide 30 - Slide

    Zuurbase reacties
    • Een zuur en een base reageren altijd samen.
    • Hierbij worden één of meerdere H+ ionen overgedragen van zuur naar base.

    Voorbeeld: 6 HF + Fe2O3 -> 6 F- + 2 Fe3+ + 3 H2O
    • HF is een (zwak) zuur: staat een H+ af waarbij F- overblijft.
    • Fe2O3 bevat O2- ionen, die reageren als (sterke) base: neemt H+ op waarbij water ontstaat.

    Slide 31 - Slide

    BaO + H2O -> Ba2+ + 2 OH-

    Is dit een zuurbase reactie?
    A
    Ja, O2- in BaO reageert als zuur, neemt H+ op.
    B
    Ja, O2- in BaO reageert als base, neemt H+ op.
    C
    Ja, O2- in H2O reageert als base, neemt H+ op.
    D
    Nee, dit is geen zuurbase reactie.

    Slide 32 - Quiz

    Leg uit of deze reactie een zuurbase reactie .

    2 H2 + O2 -> 2 H2O

    Slide 33 - Open question

    Leg uit of deze reactie een zuurbase reactie is.

    Slide 34 - Open question

    Stappenplan zuurbase reacties
    Stap 1: Schrijf op welke deeltjes aanwezig zijn.
    • Sterk zuur: noteer H3O+ en negatieve ion los (H3O+ + Z-)*
    • Zwak zuur: notatie volledige zuur (HZ)*
    • Bij zouten (basen): is het aanwezig als vaste stof of als oplossing? In het geval van een oplossing, noteer je de losse ionen.

    Gebruik Binas 49 om te bepalen of de zuren sterk of zwak zijn.

    * HZ is de algemene notatie van een zuur

    Slide 35 - Slide

    Stappenplan zuurbase reacties
    Stap 2: Zoek het sterkste zuur en de sterkste base
    • Gebruik Binas 49
    • Let op, vaste zouten staan niet in Binas 49! Check het negatieve ion (wat zal ontstaan na oplossen).

    Stap 3: Geef de reactievergelijking
    • Let op meerwaardige zuren/basen (overdracht van meer dan 1 H+).
    • Instabiele zuur: koolzuur (H2CO3)  -> valt uiteen in COen H2O


      Slide 36 - Slide

      Voorbeeld: zwavelzuur + kaliumoxide
      1. Deeltjes: (H3O+, SO42-, K2O
      (zwavelzuur = sterk zuur, dus losse ionen; kaliumoxide = vast zout, dus volledige formule zout)
      2. Sterkste zuur: H3O+, sterkste base: O2- in K2O  (molverhouding 2:1,)
      3. Reactievergelijking: 
            2 H3O+ +  K2O   --> 2 K+ + 3 H2O

      Slide 37 - Slide

      Geef de reactievergelijking waarbij ammoniak reageert met salpeterzuur.

      Slide 38 - Open question

      Geef de reactievergelijking waarbij een overmaat zoutzuur reageert met vast magnesiumcarbonaat.

      Slide 39 - Open question

      YESSSS!

      Klaar met herhalen/oefenen!
      Aan de slag met de testopdrachten/ toepassingsopdrachten
      en Hst 8.






      Slide 40 - Slide