Incongruentie 3e klas

persoonsvorm
onder-

werp
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

persoonsvorm
onder-

werp

Slide 1 - Slide

Als het onderwerp in het enkelvoud staat, staat de persoonsvorm dat ook.
Juist
Onjuist

Slide 2 - Poll

CONGRUENTIE

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.

Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 

Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Slide 3 - Slide

CONGRUENTIEFOUTEN

We noemen dit ook wel INCONGRUENTIE.


Incongruentie betekent niet gelijk of niet passend.

Dat wil zeggen dat het getal (ev/mv) van het onderwerp en de persoonsvorm niet gelijk zijn.

Dit komt vaak voor bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn, maar taalkundig enkelvoud.


Slide 4 - Slide

Wat is het onderwerp in de zin:
De kudde koeien staat/staan in de wei.

Slide 5 - Open question

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 6 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei.
B
De kudde koeien staat in de wei.

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:
Een groep wielrenners viel/vielen vlak voor de finish.

Slide 8 - Open question

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 9 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish.
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish.

Slide 10 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer.
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer.

Slide 11 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival.
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival.

Slide 12 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 13 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand.
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand.

Slide 14 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 15 - Quiz

Goed of fout?
De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Ik snap wat een incongruentie is
A
eens
B
oneens

Slide 18 - Quiz

Maakwerk
Maak het onderdeel taalverzorging op blz 77 af.

Maak de opdracht van blz 78.

 


Slide 19 - Slide