grammatica herh chapitre5 mha1 22-23

Bonjour!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

startopdracht
10 minuten leren in absolute stilte



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Présence

Slide 3 - Slide

le programme
1. zinnen oefenen
2. grammatica oefenen





Slide 4 - Slide

c'est qui?

il - elle a les yeux ......
il - elle a les cheveux ......
il - elle porte des lunettes/ne porte pas de lunettes

Slide 5 - Slide

parler français

tu as un frère/une soeur?
il/ elle est comment?
il/elle est grand(e)?
il/elle est sympa?
il/ elle aime le sport?

Slide 6 - Slide

lesdoel
je begrijpt de grammatica van dit hoofdstuk

Slide 7 - Slide

grammaire
passé composé en bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Slide

hebben: avoir
j'ai                             ik heb
tu as                         jij hebt
il a, elle a, on a     hij/zij/men heeft
nous avons           wij hebben
vous avez               jullie hebben, u heeft
ils ont, elles ont   zij hebben 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

passé composé - voltooide tijd
heb jij een film gekeken?
hebben jullie gepraat?
ik heb gezwommen!

Slide 11 - Slide

elle (chanter = zingen, passé composé)

passé composé
A
as chanté
B
chantait
C
a chanté
D
a chantée

Slide 12 - Quiz

hoe maak je de passé composé
van manger
            wat is de passé composé van:
 je(manger)
A
mange
B
mangé
C
j'ai mangé
D
tu as mangé

Slide 13 - Quiz

Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 14 - Quiz

tu (regarder = kijken, passé composé)

passé composé
A
as regardé
B
as regarder
C
a regardé
D
regardais

Slide 15 - Quiz

Heb je nog een vraag over de passé composé
A
oui
B
non

Slide 16 - Quiz

Hij heeft gezongen (in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il avons chanté
D
Il a chante

Slide 17 - Quiz

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé

Slide 18 - Quiz

Wat is de passé composé?
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd

Slide 19 - Quiz

Je....... (aimer) passé composé
A
Je ai aimé
B
J'aime
C
Je aimes
D
J'ai aimé

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
mijn nicht is groot
het huis is blauw




Slide 22 - Slide

petit=klein
(m) Simon? il est ......
(v) Simone? elle est ......
(meerv m) Simon et Simone? ils sont .....
(meerv v) Simone et Juliette? elles sont ..... 


Slide 23 - Slide

le/un: -
la/une: +e
les/des: +s

j'habite dans une maison (gris) .....................
Ma cousine est (grand).........
Juliette et Pauline, elles sont (grand) ......... aussi.
Ta voisine est (sportif) ...........................
Tu as les yeux (bleu) ..................? (m mv)

Slide 24 - Slide

Vul het correcte bijv. naamwoord in:
Les filles sont .............
A
beaux
B
belles
C
bon
D
vieille

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het bijv. naamwoord
A
Une petit fille
B
Une petite fille
C
Une petits filles
D
une petites fille

Slide 26 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het bijv. naamwoord.
A
il a une beau chambre
B
Il a une beaux chambre
C
Il a un beau chambre
D
Il a une belle chambre

Slide 27 - Quiz

Vul het juiste bijv. naamwoord in:
Lucia est .............
A
vieux
B
vielle
C
vieille
D
vieilles

Slide 28 - Quiz

Vul het correcte bijv. naamwoord in:
J'habite dans une ......... ville
A
Grands
B
Grande
C
Grand
D
Grandes

Slide 29 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het bijv. naamwoord
A
Un chat noir
B
un chats noire
C
Un chat noirs
D
un chat noire

Slide 30 - Quiz

Welk woord is het bijv naamwoord?

Hugo a les yeux bleus
A
bleus
B
a
C
les yeux
D
Hugo

Slide 31 - Quiz

Bij mannelijke woorden krijgt het bijv naamwoord... :
A
e
B
s
C
niets
D
es

Slide 32 - Quiz

oefenen met kwizl
ga naar kwizl.eu,
 als student
log in met ENTREE account

Slide 33 - Slide

chapitre 5

Slide 34 - Slide

blooket.com/play
les nombres

Slide 35 - Slide